Tag Archief van: klimaat

We zijn overduidelijk het omslagpunt voorbij. De klimaatcrisis is van een probleem in de verre toekomst, een bedreiging voor ons bestaan geworden… hier en nu, daar en straks. Het leven van onze kinderen en kleinkinderen wordt waarschijnlijk veel en veel moeilijker dan dat van ons. Als er al leven zal zijn, meer dan louter overleven. Sommigen van ons verdringen dit besef. Sommigen worden er depressief van. Weer anderen schieten in een stand van hysterie, waarbij ze het liefst vandaag nog een eco-dictator zouden aanstellen die ons redt van de ondergang.

 

Actieve sereniteit

Ik vind steun in actieve sereniteit, ofwel de dynamische kalmte van de klassieke stoïcijnen. Een van hen was Antipater, die in de 2e eeuw voor Christus leefde. Hij vergeleek het goede leven met boogschieten. Doe je het goed als je pijl exact zijn doel treft? Maar wat nu als je slecht mikt en toch in de roos schiet met dank aan een onverwachte vlaag wind? Of heb je gefaald als je goed mikt, maar vanwege eenzelfde windvlaag mist? Wat telt is zo goed mogelijk mikken, niets meer en niets minder. Focus. Rustig ademen. Een kalme hand.

 

Opwarming of oververhitting?

Gaan we de planeet redden? Die redt het wel zonder ons. Voorkomen we de opwarming van de aarde? Die is onmiskenbaar en daarmee onafwendbaar. Is er dan niets meer aan te doen? Jawel, heel veel, en heel veel goeds bovendien. We kunnen nog verhinderen dat de opwarming oververhitting wordt, door te breken met overconsumptie. We kunnen politici wegstemmen die de klimaatcrisis ontkennen of klimaatkosten afschuiven op de meest kwetsbare kiezers. En we kunnen zelf deelnemen aan acties die een economie van het genoeg dichterbij brengen.

 

Doen wat juist is

Er is geen zekerheid dat dit alles gaat volstaan. Evenmin als de boogschutter weet dat zij doel treft, evenmin als de boogschutter het goed doet zolang zij in de roos schiet. Waar het om gaat, is doen wat juist is. We hoeven niet te overleven. Als we maar goed hebben geleefd en dus weten dat we het nodige voor onze kinderen hebben gedaan, voor onszelf, en voor dat deel van de aarde dat het zonder ons niet redt. Het wordt tijd voor een kalme hand.

“Ik weet nog precies waar en wanneer ik definitief besloot om veganist te worden. Het gebeurde in de stoptrein van Dordrecht naar Geldermalsen. Het was vrijdag 9 augustus 2019 om 14.31 uur. De trein kwam net weer in beweging na een korte stop op het desolate treinstationnetje van Boven-Hardinxveld. Slagregens tikten tegen de ruiten, buiten draaiden windmolens traag hun rondjes en graasden koeien in de wei. Om me heen keken mijn medepassagiers naar hun mobieltjes. Ik staarde uit het raam.

 

Een persoonlijke revolutie realiseren

Tot mijn veertigste had ik vlees gegeten. Nu, bijna twaalf jaar verder, was het tijd voor een beslissende stap verder: veganist worden. Niet altijd gemakkelijk, niet per se smakelijk ook. Ik heb altijd van vlees gehouden, van melk, kaas en eieren. En ik ben graag aangenaam gezelschap, iemand die eet wat hem wordt voorgezet. Maar na zes maanden wikken en wegen, informatie verzamelen en nieuw eten en drinken uitproberen, besloot ik hier en nu dat het er echt van ging komen. Ik zou – nu ik vastgesteld had dat er sprake was van een noodtoestand – een persoonlijke revolutie realiseren.

Wat gaf de doorslag? Waren het de zinnen in het boek van Foer die ik zojuist gelezen had: ‘Het op elkaar proppen van misvormde, gedrogeerde en gestreste vogels in een vieze ruimte vol uitwerpselen is natuurlijk allesbehalve gezond.’ Waarna Foer uitvoerig en griezelig goed gedocumenteerd schrijft over het steeds grotere gevaar dat dit dierenleed tot epidemieën gaat leiden die ook mensen massaal ziek kunnen maken, met mogelijk miljoenen slachtoffers. Niet over dertig, vijftig of tachtig jaar, maar morgen, overmorgen of anders wel volgend jaar.

Verbijsterd legde ik Dieren eten even weg, even niet meer in staat om nog meer van dit soort onheilspellende informatie tot me te nemen. Of was ik al in de ‘juiste’ stemming gebracht door het artikel dat ik die ochtend in de krant gelezen had, dat verhaal over de dringende oproep van het VN-klimaatpanel om de opwarming van de aarde te stoppen door drastisch anders te gaan boeren, eten en drinken?

 

‘De sojamelk vloeit rijkelijk’

Nee, waarschijnlijk was het mijn lunchgesprek even daarvoor in Dordrecht geweest, met Remco Stunnenberg. Ik zag hem in 2014 in een aflevering van De Hokjesman, tv-maker Michael Schaap die allerlei groepen mensen portretteert als een soort antropoloog-met-camera. Ditmaal ging het om ‘De Dierenvrienden’. ‘Naarmate de avond vordert, vloeit de sojamelk rijkelijk.’ Schaap vergezelde Remco bij een nachtelijk bezoekje aan gevangen fokkonijnen die hij bevrijdde.

Ik zal nooit vergeten hoe de dierenactivist antwoordde op de vraag wat hij van flexitariërs vond. ‘Misschien vind ik het wel heel lekker om vrouwen te verkrachten. Vroeger deed ik dat zeven dagen per week. Tegenwoordig doe ik dat nog maar één keer in de week.’ Jawel, uiterst kort door de bocht. Maar bij mij raakte Remco een snaar, hij appelleerde aan een knagend stemmetje in mezelf dat me vertelde dat ik ook als vegetariër nog lang niet alles deed wat ik kon om dierenleed weg te nemen.”

 

Van vraatzucht tot veganisme

Tot zover mijn voordracht uit eigen werk. Dit zijn de eerste paar alinea’s van het hoofdstuk over vraatzucht in mijn boek ‘De Wereld Omgekeerd‘. Ik schreef het in 2019. Bijna drie jaar nu ben ik veganist. Ik heb ervoor gekozen om me – op een enkele keer na – maar zelden uit te spreken over de zaak die als weinig anderen mijn hart heeft: die van het veganisme, het dagelijks gerealiseerde ideaal waarbij dierenwelzijn hand in hand gaat met een voor ons mensen ook straks nog leefbaar milieu.

Het is immers een bekend fenomeen dat bekeerlingen de meest irritante fanatici zijn. Van liefhebber van levenloos vlees tot hardcore-veganist… Voor je het weet, probeer je altijd en overal anderen te bekeren. En maak je overuren met het veroordelen van ieder die niet jouw pad volgt. Dan woon ik nu ook nog eens in een dorp waar mijn ene buurman ieder straaltje zon aangrijpt om dode dieren op zijn barbecue te leggen. Terwijl de andere buurman elke avond erop uittrekt om te jagen. Samen met mijn dochter ben ik de enige veganist in de omgeving. We vormen bijna een bedreigde dierensoort op zichzelf. Het behoedt me in elk geval voor de illusie dat iedereen om me heen is zoals ik.

En toch knaagt er nog steeds iets. Iedere dag worden er in Nederland 1,7 miljoen dieren geslacht. Ik hoef hier denk-ik niet te betogen hoe wreed en hypocriet dat eigenlijk is. Dat hebben vele anderen vóór mij al gedaan. Niet alleen Jonathan Safran Foer, Remco Stunnenberg of Roanne van Voorst, met haar uitstekende boek: ‘Ooit aten we dieren‘; maar bijvoorbeeld ook Arjen Lubach.

Nu weet ik wel dat de gemiddelde Nederlander zijn visie op goed en kwaad eerder ontleent aan comedians of schrijvers dan aan filosofen. Maar het stoort me dat slechts een enkele filosoof zich waagt aan de zaak van de dieren. Of écht all out gaat waar het de noodzaak betreft van klimaatactie. Vandaag meer dan ooit komt het erop aan de wereld niet zozeer te interpreteren, als wel te veranderen. Al is het maar omdat anders die wereld veranderen zal op een wijze die we niet wensen. En er uiteindelijk niets te interpreteren overblijft.

 

Je hoeft niet all the way te gaan

Dus heb ik besloten om in actie te komen. Op een wijze die verdergaat dan wat ik alleen zélf eet of drink. Ik doe een hartstochtelijke oproep aan ieder die dit leest, om vegan te gaan. Dat wil niet per se zeggen dat je je voortaan alleen nog maar plantaardig voedt, zoals op dit moment nog geen 0,5% van de volwassen Nederlanders doet. Je hoeft niet all the way te gaan, indien je dit te duur of te moeilijk vindt.

Al zeg ik er meteen bij dat veganistisch leven tegenwoordig bij lange na niet meer zo lastig is als het bijvoorbeeld in 1996 nog was. Toen waren er naar schatting slechts zo’n 16.000 veganisten in Nederland. We kennen allemaal wel de horrorverhalen over de smakeloze lappen tofu of tempeh waar deze principiële pechvogels zich mee zouden hebben gevoed. Waar of niet: feit is dat vegan voeding tegenwoordig smakelijk, gevarieerd en zelfs steeds meer betaalbaar is. Dus als mijn dochter van twaalf het kan, dan kun jij het ook.

De zaak van klimaat en dierenwelzijn is echter te belangrijk om 100% zuiverheid te eisen van de 99,5% die nog niet 100% plantaardig eet. Maar die bijvoorbeeld wel al vlees of vis laat staan, al is het maar drie dagen per week. We zijn meer gebaat bij miljoenen die wat minder vaak vlees eten dan met enkele duizenden die voor een volledig plantaardig dieet gaan. Dus begint het redden van de wereld bij je ontbijt. Het ontbijt van gewone Nederlanders die nu nog een kippeneitje eten, hun boterham met varkensvlees beleggen of koeienmelk drinken… En ervoor kunnen kiezen dat niet langer te doen.

 

Op naar de tien miljoen

Hoe mooi zou het zijn als we voordat dit jaar voorbij is, twee keer zoveel veganisten, vegetariërs en flexitariërs in Nederland hebben als nu? En we niet langer wijzen of wachten op anderen – boeren, bedrijven, overheid, medeburgers – maar zélf iets doen? Bijna 2400 jaar terug wist de filosoof Epicurus al dat geluk een gevolg kan zijn van alledaagse keuzes. Soms leidt de keuze voor iets lekkers nu, en zeker voor heel veel van dat lekkere, tot lijden in de toekomst. Of tot het lijden van andere mensen, of andere dieren.

Wat Epicurus ons aanraadde, waren de keuzes – ook die voor eten of drinken – die verder kijken dan alleen jouw genot hier en nu. Anno 2022 hebben wij de kans om te laten zien wie we zijn, door ons anders en beter te voeden dan we deden. Reken maar dat wij ons dan ook beter zullen voelen dan we ons voelden. Laat dat de toekomst zijn.

Sinds het Romeinse Rijk ten onder ging, was vaak de vraag wat precies zijn ondergang teweeg had gebracht. De kracht van de barbaren die zich verzamelden aan zijn grenzen en deze uiteindelijk overschreden om Rome te plunderen? Of de zwakte van een rijk dat een te groot grondgebied trachtte te beheersen en teveel rijkdom oppotte in de handen van te weinigen? Natuurlijk was het allebei. Macht is altijd relatief. Het was zowel de decadentie binnen de muren als de agressiviteit van hen daarbuiten die uitmondde in de onmacht en tenslotte ondergang van het imperium.

 

We leven opnieuw in een decadente samenleving

Vandaag de dag leven we opnieuw in een decadente samenleving. En ook dit wereldrijk koerst in volle vaart af op zijn ondergang. Het is zonneklaar voor ieder die het zien wil. Maar helaas zijn dit er maar weinig en koesteren vooral de meest bevoorrechten onder ons hun eigen onwetendheid of onwil om in actie te komen. Ondertussen zijn we het punt tot op een haar na genaderd waar het klimaat onherstelbaar uit het lood is geslagen. De oververhitting van de aarde leidt tot natuurrampen als orkanen en overstromingen, tot schaarste aan landbouwgrond en drinkwater, en uiteindelijk tot een tekort aan voedsel voor een explosief groeiende wereldbevolking. Poetins oorlog in de Oekraïne heeft dit gevaar nog eens verder verscherpt. Het is het leven van miljarden mensen en dieren dat op het spel staat.

Je zou zeggen dat in zo’n noodsituatie iedereen zich verenigt om deze af te wenden. Het tegendeel is het geval. Poetin geeft prioriteit aan zijn agressie die niet alleen Russische en Oekraïense levens verwoest, maar ook die van de armste wereldbewoners, gezien de gestegen prijzen van voedsel. Hij verspilt schaarse olie, gas en roebels aan een festival van zinloze vernietiging. En hij doet niets aan de werkelijke bedreiging van deze tijd, ook voor zijn eigen volk: de klimaatcrisis.

 

The enemy you love to hate

Maar laten we ons niet blindstaren op onze enemy you love to hate in het Kremlin. Leiders overal ter wereld weigeren de overconsumptie aan te pakken die de planeet vernietigt. Daarmee zouden ze niet alleen de belangen raken van degenen die het beste af zijn, maar ook een impopulaire boodschap presenteren aan alle kiezers… Dat we niet altijd maar economische groei kunnen ervaren; de hele wereld niet kunnen blijven overvliegen; en niet alles kunnen eten en drinken wat we lekker vinden. Niet als dit ten koste gaat van dieren en andere mensen.

En daar zijn we beland bij het echte probleem van ons decadente wereldrijk: wijzelf. Heel even begrepen we met dank aan een virus uit het verre Oosten dat we niet konden doorgaan met business as usual.  Bovendien – en dat was het goede nieuws – bleek het wél mogelijk om ingrijpend te veranderen om onszelf en anderen te beschermen. Het vlieg- en autoverkeer nam drastisch af. Op het altaar van Afgod Consumptie werd even wat minder geofferd. Luchten trokken open en zowel mens als dier haalde opgelucht adem (wanneer we althans niet zelf door het virus getroffen werden).

Maar binnen de kortste keren gebeurde wat zo vaak gebeurt in oorlogen, epidemieën en andere crises: mensen gingen elkaar te lijf rond wat in wezen bijzaken zijn, in het licht van deze crises. Huidskleur. Sekse. Seksuele voorkeur. Partijpolitiek. De juiste of juist verkeerde woorden. In zelfvoldaanheid of opperste razernij verketteren ze elkaar op (a)sociale media, al uithalend op iPhone of toetsenbord. Ondertussen gaat de enkele reis richting afgrond door.

 

Een kannibaal die met mes en vork eet

Kunnen we ons vastklampen aan goed-nieuws-boodschappers die ons vertellen dat de geschiedenis in gestage lijn omhooggaat en dat de meeste mensen – lees: wijzelf – deugen? Ik waag het te betwijfelen. Technologische vooruitgang gaat doorgaans prima samen met morele stilstand of zelfs -achteruitgang. En nee, het is geen beschaving als een kannibaal met mes en vork eet. Ook niet als zijn bordje overvol is.

Ik vraag me wel eens af of de profeet-van-de-valse-hoop de voorbije twee jaar nog wel eens op een snelweg gereden heeft, zo’n weg waar de maximale snelheid op 100 kilometer is gesteld. Om hele goede redenen: beperken van CO2- en stikstofuitstoot; verminderen van geluidsoverlast; vergroten van de veiligheid van weggebruikers. Hoeveel meer motivatie heb je nodig, voor het welzijn van anderen en van jezelf? Kijk om je heen, en je ziet dat de meeste mensen harder dan honderd rijden. Dat laten ze slechts wanneer ze een bekeuring willen vermijden. Alleen: onze overheid gelooft niet in haar eigen beleid. Of ze heeft de benodigde middelen niet. Dus wordt er niet tot nauwelijks gehandhaafd.

Wat voor moreel gedrag hebben mensen in huis wanneer de nood echt aan de man is? Zouden ze dan ineens boven zichzelf uitstijgen? In staat tot opoffering of zelfs maar inspanning? Wie weet. Ik acht de kans klein, als ze nu al moeite hebben hun voet een tikje van het gaspedaal te halen, zonder ook maar iets wezenlijks te hoeven inleveren. Het is mooi om te geloven dat er goedheid in mensen schuilt, maar zolang we allemaal Airmiles blijven verzamelen en ons culinaire genot belangrijker blijkt dan het leven van dieren en mensen, beoordeel ik mensen op wat ze doen en niet op hun mooie verhalen of vermeende intenties.

 

Tijd voor een dictator?

Misschien moeten we een vergeten gewoonte uit het Oude Rome afstoffen. Daar stelde men in tijden van nood voor zes maanden een dictator aan. Die mocht dan de problemen oplossen waar tot die tijd niemand zijn vingers aan had durven branden. Ik geloof al een tijdje in de democratie, maar ik dreig van mijn geloof te vallen. Als leiders én burgers oog in oog met een orkaan op hun handen blijven zitten, is deze democratie niet langer wat we nodig hebben.

Probleem is dat de autocraten en dictators van deze wereld zo mogelijk nog decadenter en machtelozer zijn. Het zijn juist Poetin en Xi Jinping, Erdogan, Assad en Kim Jong-un die zich verliezen in de omhelzing van hun eigen macht terwijl de wereld in brand staat. Dus in plaats van de democratie bij het grof vuil te plaatsen, kunnen we haar beter nieuw leven inblazen. Haar doortastend en daadkrachtig maken. En ophouden elkaar naar de mond te praten en verder te gaan zoals we deden, in die door en door decadente cultuur. We hebben alles, en we gaan ermee om alsof het niets  is. Dat leidt ertoe dat we het verliezen. Tenzij we eindelijk bereid blijken los te laten wat niet wezenlijk is en we gaan koesteren wat ertoe doet.

 

 

Een van de vele dingen die de coronacrisis heeft duidelijk gemaakt, is dat we in Nederland een overdreven neiging hebben om regels aan onze laars te lappen. Wie zich wel aan regels houdt, is een sukkel, een mak schaap, eventueel een NSB’er zelfs. Wie de regels overtreedt is op zijn best een verzetsstrijder; en op zijn minst iemand die lekker zichzelf blijft. We dreigen hierin door te slaan en wel zodanig dat we onze crises uiteindelijk niet meer oplossen, maar onnodig rekken en laten escaleren: of het nu gaat om het levensbedreigende virus, de polarisatie die onze democratie aantast, of om de vernietiging van de natuur waaraan we zo gewend zijn geraakt dat we die vernietiging als onvermijdelijk zijn gaan zien.

 

De reden achter die regels zien

Wat velen uit het oog verliezen: regels zijn geen doel op zich, maar wel een noodzakelijk middel om samen op te kunnen trekken en min of meer harmonieus met elkaar te leven. Dat wil zeggen: als we de reden achter die regels zien en onderschrijven… Het gaat er niet om dat je je aan regels houdt omdat het regels zijn, omdat je bang bent voor bestraffing of er persoonlijke winst uit hoopt te halen. Pas wie regels respecteert omdat hij de bedoeling erachter begrijpt, ook en juist wanneer zij of hij daarvoor iets moet inleveren, is werkelijk rechtvaardig. En rechtvaardigheid is meer dan ooit vereist. Wanneer we haar tenminste opvatten als een eigenschap die we zélf in huis hebben en naar buiten kunnen brengen, in plaats van als een claim die we bij anderen plaatsen: de buren, grote bedrijven, of de overheid.

 

Deze vrijstaat aan de Noordzee

Wat zou het mooi zijn… als veel meer inwoners van deze vrijstaat aan de Noordzee de coronaregels die het kabinet heeft bedacht in de praktijk brengen, vanuit het besef dat we risico’s niet kunnen uitbannen, maar beter die ene pijler van onze samenleving in stand houden waarop heel veel andere zaken rusten: de zorg. Net wat minder vaak jezelf tot uitzondering bestempelen die wél de regels overtreden mag, net wat minder vaak een misschien creatieve maar hoe dan ook egoïstische draai aan die regels geven, net wat vaker helpen waar we alle hulp gebruiken kunnen in onze confrontatie met corona. En verder gerust je andere mening uiten en proberen of je het beleid in jouw richting kunt beïnvloeden: dat recht blijf je houden ook waar je je aan regels te houden hebt.

 

De duivel of zijn zwakzinnige hulpje

Wat zou het mooi zijn… als we elementaire regels van fatsoen en respect in acht nemen vanachter ons toetsenbord op het moment dat we in contact komen met opinies die niet de onze zijn en acties die mijlenver van ons afstaan. Wanneer we het van mening verschillen tot een goed, eerlijk gespeeld en hoffelijk gewonnen óf verloren gevecht maken in plaats van een strijd waarin ons eigen doel alle middelen heiligt, vooral ook de meest smerige en ondoordachte. Je mag het hartgrondig oneens zijn met Rutte, Kaag en Baudet; met Marc van Ranst of Willem Engel: wat je níet doet is hen betitelen als niet serieus te nemen idioten en misdadigers die voor een tribunaal dienen te worden gebracht, als de vleesgeworden duivel of zijn zwakzinnige hulpje. Je betracht ook hierbij regels, regels die het leven voor ons allemaal beschaafder en plezieriger maken.

 

Wat zou het mooi zijn…

Wat zou het mooi zijn… als we ons op de snelwegen aan de regel houden om niet harder te rijden dan de maximumsnelheid. Niet omdat dit de wet is of omdat je anders bekeurd kan worden. Maar omdat je zo bijdraagt aan schone lucht, minder stikstof en CO2, minder geluidsoverlast voor dieren of mensen en meer veiligheid op de weg. Het is niet verwonderlijk dat massa’s automobilisten dag na dag sneller rijden dan ze mogen wanneer het kabinet de maximumsnelheid heeft ingevoerd met slecht verborgen tegenzin. Temeer als die maatregel vervolgens amper wordt gehandhaafd. Het is ook kinderlijk en niet bevorderlijk voor de natuur die we al op zoveel andere manieren aan het schaden zijn. En zodra er regels zijn die ons op een beter pad kunnen helpen, is het minste wat je kan doen om die regels tot realiteit te maken: het nét iets minder druistig aantikken van je gaspedaal. Als we dat al niet kunnen, wat vermogen we dan als er in de toekomst écht iets van ons gaat worden gevraagd?

 

 

 

 

 

“De Telegraaf, die lees ik niet graag, zo ’s ochtends vroeg op mijn nuchtere maag. Stompzinnige leugens, racistische mest. En al ver voor de oorlog zo fout als de pest.” Halverwege de jaren tachtig zong ik voluit mee als ons communistische koor De Grootste Mond deze regels aanhief. ‘Wij communisten’ hadden ons tijdens de Duitse bezetting verzet tegen de nazi’s. ‘Zij’ bij De Telegraaf hadden met de bezetter gecollaboreerd (hetgeen de krant na de bevrijding kwam te staan op een verschijningsverbod van vier jaar).

 

Mijn dedain voor de krant

Ik bleef ook daarna mijn dedain voor de krant nog wel even cultiveren. Toen ik in militaire dienst vrijwel alle andere soldaten het AD of De Telegraaf zag lezen, deelde ik hen mee dat ik die in nog geen vijf minuutjes uit zou hebben. Het soortelijk gewicht aan echte informatie was veel te laag en niet te vergelijken met de krant die wij thuis lazen: de Volkskrant.

Na mijn diensttijd studeerde ik op de School voor Journalistiek. Kwam dat even goed uit. Daar namelijk stond de grootste krant van Nederland ook niet echt hoog aangeschreven. Hele generaties ex-studenten kunnen je vertellen hoe hun docenten denigrerende opmerkingen maakten over de krant en je afraadden om er stage te lopen. Nadat ik in 1995 zelf begon als docent aan de school heb ik me ook wel eens aan zulke, eeuh… feedback gewaagd. Ik las immers ‘kwaliteitskranten’: Volkskrant, Trouw en NRC, en was nog altijd een linkse jongen op een grotendeels linkse school met vrijwel uitsluitend linkse vrienden en collegae.

 

Het beeld begon te kantelen

Maar gaandeweg begon mijn beeld te kantelen. Hoe dan ook raakte ik er steeds meer van overtuigd dat De Telegraaf niet voor niets de meeste lezers trok, en dat zelfs als je het niet eens bent met zijn columnisten of commentatoren, je deze krant moet beschouwen als een serieuze journalistieke speler. Die studenten en docenten journalistiek vooral (eventueel erbij) moeten lezen en waarvoor je stagairs of afgestudeerden ook zeker kunnen schrijven. Dat gebeurde dan ook: zo gingen diverse prima jonge journalisten die ik had helpen opleiden er werken na hun opleiding. Chris Ververs, Jannes van Roermund en Jessy Burgers bijvoorbeeld. Wat ook hielp: ik interviewde Paul Jansen, de huidige hoofdredacteur van de krant, voor mijn proefschrift en was aangenaam getroffen door zijn even kritische als constructieve visie op politieke journalistiek.

En toen, vorig jaar juni, vond ik ineens een boodschap op mijn voicemail van Johan van den Dongen, chef opinie bij De Telegraaf. Hij vroeg me of ik een verkorte versie wilde aanleveren voor zijn opiniepagina van een verhaal dat ik zojuist op mijn site had gepubliceerd in reactie op White Privilege en Black Lives Matter: ‘Ik ben niet je witte’. Zelden zo’n attente en zorgvuldige eindredactie meegemaakt, na een leven waarin mijn artikelen nogal eens onherstelbaar werden verminkt door overijverige of betweterige collega-journalisten. En nee, Van Dongen vroeg me niet er een lekker Telegraaf-schepje bovenop te doen – vol ‘stompzinnige leugens en racistische mest’ – hij drukte me juist op het hart om zo genuanceerd mogelijk te schrijven.

 

I couldn’t care less

In de dagen erna kreeg ik heel veel bijval van mensen die mijn artikel in De Telegraaf hadden gelezen. Maar ook enkele bijtende kritieken. Die gingen niet alleen inhoudelijk over mijn stuk – all in the game – maar ook over het feit dat ik in deze krant had geschreven. De krant die moslims en Marokkanen per definitie zwart zou maken. Die weigert blanken wit te noemen en ook al niet spreekt over ‘mensen van kleur’. En de klimaatcrisis niet serieus neemt, maar in plaats daarvan pleit voor harder rijden en meer asfalt. Blijkbaar was ook ik nu fout in de ogen van degenen die zoveel meer dan anderen deugen.

I couldn’t care less. Ik heb mijn verhaal mogen brengen zonder er een letter aan te hoeven veranderen. Niet alleen vorig jaar juni, maar nog eens in oktober dat jaar en nu vandaag opnieuw. In een krant waar men in elk geval begrijpt dat vrije meningsuiting er ook is voor mensen die niet exact hetzelfde vertellen als wat je hoofdredacteur vindt. Tot drie keer aan toe heb ik in deze krant mogen betogen dat de aanpak van de klimaatcrisis een prioriteit is. En dat niet al prekende voor eigen parochie, maar voor ruim een miljoen mensen. Waarvan er nu wellicht een paar op andere gedachten worden gebracht.

 

Zo ’s ochtends vroeg op mijn nuchtere maag

Bij de opinieredacties van de kranten die ik zelf jaren heb gelezen (en waarvoor ik soms ook heb geschreven) – Trouw, NRC en Volkskrant – vond ik de voorbije jaren keer op keer geen gehoor voor mijn opvattingen. Wellicht hoor ik toch niet bij ‘ons soort mensen’, met de juiste opinies en de gepaste toon. Misschien ben ik niet ‘links’ genoeg meer, terwijl ik mezelf toch ook zeker niet als ‘rechts’ beschouw. Voor de duidelijkheid: het is niet die afwijzing die mij motiveert om nu voor de krant te schrijven die ik vroeger zelf als fout bestempelde. Ik wil simpelweg een zo groot mogelijk publiek voor de boodschap die mij aan het hart gaat: dat we gezamenlijk de crises van corona, klimaat, economie en politiek te lijf dienen te gaan, in plaats van ons te laten verdelen op kleur, sekse of seksuele, politieke en religieuze voorkeur. En als dat kan in De Telegraaf… dan schrijf ik daar maar al te graag voor, zo ’s ochtends vroeg op mijn nuchtere maag.

Het wordt tijd om het Binnenhof te bestormen, de Tweede Kamer in de fik te steken en Rutte naar buiten te slepen. Dan nemen we de macht over en wordt alles beter. We maken het kapitalisme kapot, voeren een beter systeem in en redden de planeet..

 

Heb ik nu je aandacht?

Zo, heb ik nu je aandacht? Ik vraag het omdat ik eigenlijk een heel ander voorstel had. Ik wilde voorstellen om vandaag nog een groene revolutie te beginnen. Een diepgaande en radicale verandering van ons leven die even duurzaam als democratisch is. De economie van het genoeg, die niet wordt uitbesteed aan overheden en bedrijven, maar neerkomt op drastisch minder consumeren door onszelf: de burgers van het Westen. En dan vooral degenen van ons die het meest te besteden hebben en tegelijkertijd het meest nemen van de natuur. Met als gevolg dat onze kinderen en kleinkinderen straks niet langer fatsoenlijk kunnen leven. Om maar te zwijgen van het niet-menselijke deel van de natuur: de dieren en de planten.

 

Idiote en explosieve bevolkingsgroei

Het zou betekenen dat we eindelijk voorbij het kapitalisme gaan. Dat we ook eindelijk niet langer zeggen te deugen, maar dit laten zien met ons doen en laten. Door meer of zelfs puur plantaardig te gaan eten. Door de auto en het vliegtuig in de regel te laten staan. Door eindelijk een eind te maken aan de idiote en explosieve bevolkingsgroei. En door olie en gas in de aarde te laten zitten in plaats van de Noordpool te ontdooien zodat we ook daar grondstoffen aan de aarde kunnen onttrekken.

 

Doormodderen en wegkijken

Ik denk dat dit veel beter is dan doormodderen en wegkijken zoals we dat nu doen. Dat leidt namelijk niet alleen tot een gebrek aan actie, maar ook tot frustratie en woede onder diegenen die straks de enorme kosten moeten gaan betalen van een voortwoekerende klimaatcrisis. Ik denk ook dat het beter is dan te wachten totdat techneuten of wijze mannen en vrouwen het voor ons gaan oplossen. En het is zeker beter dan een eco-dictatuur of eco-terreur van groepjes die mensen dood en spullen stuk gaan maken in dienst van het goede doel.

 

Revoluties zijn nodig om explosies te voorkomen

Dus stelde ik afgelopen week een grote landelijke krant voor om zo’n pleidooi te schrijven. De kern: revoluties zijn nodig om explosies te voorkomen. De paradox is deze… Willen we behouden wat we hebben en het delen met meer mensen, dan zullen we misschien niet alles, maar wel heel veel moeten veranderen. Niet morgen, niet overmorgen, maar vandaag. Niet alleen door de economie en de politiek te veranderen, maar door als burgers te kiezen voor genoeg tussen te veel en te weinig. Ik zou de grote lijnen aangeven van deze revolutie. De precieze maatregelen lees je dan wel terug bij politieke partijen of actiegroepen.

 

De ruiten van de lokale McDonald’s

De reactie van de redactie: niet prikkelend genoeg, te groots, te weinig concreet. Mijn conclusie: ik had beter gedreigd met aanslagen en gepleit voor geweld. Dan had ik wellicht de krant gehaald. Dat is spannend, dat is sensationeel. Maar ik heb al te veel geweld in mijn leven gezien, ik heb te vaak moeten meemaken hoe ik met honderdduizenden anderen demonstreerde en de journalisten pas interesse toonden als enkele honderden van ons de ruiten van de lokale McDonald’s ingooiden. OK, ik heb dus niet jullie aandacht. Tien, twintig, dertig jaar van mijn leven waarin ik heb geprobeerd om deze boodschap te brengen, komen nu ten einde.

 

De revolutie begint hier

Dus heb ik gisteren met mijn dochter maar een bordje gemaakt: ‘Help de bij’. Een oproep om niet te veel gras en bloemen weg te maaien, zodat dit insect dat ook zo belangrijk is voor ons, de ruimte krijgt. Ik heb het in de berm langs de weg geplaatst. Want ik weet dat die oude oosterse wijsheid nog altijd waar is: ‘Iedere reis van duizend kilometer begint met één stap.’ De revolutie begint hier. En misschien blijft ze daar ook wel.

“De dokters zeggen dat deze ziekte in het begin gemakkelijk te genezen en moeilijk te constateren valt, maar dat ze na verloop van tijd – wanneer men haar niet meteen in de beginfase onderkend en behandeld heeft – gemakkelijk te constateren en moeilijk te genezen is.” Ruim 500 jaar geleden schreef Niccolò Machiavelli dit over een andere longziekte, de tering, tegenwoordig beter bekend als tuberculose ofwel tbc. Machiavelli gebruikte deze vergelijking om duidelijk te maken hoe we crises-in-wording vaak negeren, en hoe belangrijk het is ze aan te pakken ver voor ze ons fataal worden.

 

Op naar het terras!

Nu in de meeste landen de lockdown versoepeld wordt, menen nogal wat mensen dat de crisis over is, of dat we in elk geval het ergste gehad hebben. Op naar het terras, het museum en het pretpark, al dan niet voorzien van mondkapje. Maar wie er zo over denkt, onderschat niet alleen de impact van het virus zelf, of van smetvrees op de kwaliteit van ons leven: die kijkt ook weg van het immense economische onheil dat zich nu vooral in arme landen aftekent, een crisis die zowel 1929 als 2008 in de schaduw dreigt te stellen. In lijn met die eerdere crises ligt het politieke gevolg voor de hand: explosieve onvrede, die vakkundig geëxploiteerd gaat worden door populistische handelaars in haat en woede.

Dan is er nog de klimaatcrisis, misschien wel de meest overtuigende bevestiging van Machiavelli’s waarneming over wantoestanden die makkelijk op te lossen zijn als we ze op tijd serieus nemen, en ternauwernood wanneer we ze te lang hebben laten voortwoekeren. De opwarming van de aarde is door corona uit het nieuws verdwenen, maar daarmee nog niet opgelost. En wel des te minder wanneer straks corona- en economische crisis zoveel financiële reserves hebben opgeslokt dat het draagvlak voor resoluut klimaatbeleid uiterst smal zal worden. Al met al is er sprake van een complex van crises die elkaar versterken, en heeft het er alle schijn van dat we niet zozeer de crisis voorbij zijn, als wel ons bevinden in het oog van een orkaan waarvan de coronacrisis nog maar de eerste windvlaag was.

 

Een keten van crises

Om een dergelijke keten van crises tegemoet te treden, is het nodig af te rekenen met een ander ‘complex’: onze eigen neiging grote problemen te ontkennen en hun aanpak voor ons uit te schuiven. Machiavelli geloofde dat slechts een wijze enkeling – zijn ‘heerser’ – met deze gewoonte zou weten te breken. In deze tijd, waarin de meesten van ons oneindig veel beter geïnformeerd en -opgeleid zijn dan men rond 1500 was, kunnen ook ‘gewone’ mensen crises ontwaren voor ze er zelf door getroffen worden. Dat vereist wel dat we niet alleen die grote problemen zelf onder ogen zien, maar hetzelfde doen met onze menselijke zwakte om ervan weg te kijken. Misschien wordt dit wat makkelijker wanneer we ons realiseren dat er goede redenen zijn voor het ‘slechte’ gedrag (van het wegkijken): we stellen prijs op onze rust, willen ons veilig voelen en relativeren graag.

In veel omstandigheden is dit helemaal gerechtvaardigd, en wel zo goed voor onze gezondheid bovendien. Er dient zich echter een probleem aan wanneer daadwerkelijk gevaar dreigt. Dan kan onze behoefte aan rust ons ertoe brengen de dreiging kleiner te maken dan ze daadwerkelijk is. In ons hoofd althans, want in realiteit blijft ze aanwezig en wordt ze zelfs groter omdat we haar niet met actie tegemoet treden. We zouden ook een andere beweging kunnen maken, waarbij we de goede redenen voor het slechte (want ontwijkende) gedrag zien maar er een beter vervolg aan geven, dat wel degelijk uitmondt in desnoods radicale daden. Daarbij vinden we juist gemoedsrust door voluit in beweging te komen en hard te werken aan oplossingen. Als passiviteit de gewoonte is om uit te rusten voordat je moe wordt, dan is daadkracht de gewoonte om in actie te komen voordat het gevaar voor je neus staat.

 

Het wegkijken voorbij

We halen daarbij onze veiligheid uit de erkenning dat we kwetsbaar zijn tegenover alles wat de natuur voor ons in petto heeft, zoals dit virus, een volgend virus, en een alsmaar extremer klimaat; en dat de zin van het leven niet zozeer neerkomt op koste wat kost overleven, als wel op actief zorg dragen voor onszelf en de wereld om ons heen. Die zorg garandeert geen overleving, maar maakt de kans erop wel groter. Dit geldt voor de economische en politieke samenwerking tussen mensen evenzeer als voor bijvoorbeeld het verminderen van broeikasuitstoot. We zouden dan ook kunnen gaan zien dat ‘relativeren’ neerkomt op zaken niet dramatischer maken dan ze zijn, maar ook op het in de juiste – stevige – proporties zien van wat juist groot en eventueel bedreigend is.

Wegkijken is des te begrijpelijker als je wel degelijk beseft dat er een groot probleem is, maar je je te nietig voelt om het aan pakken. Om ons te verlossen van het ‘crisescomplex’ is het dan ook noodzakelijk om niet alleen zijn complexiteit te zien, maar ook het vermogen om deze te ontwarren én de individuele bijdrage die wij daaraan kunnen leveren. Het mag duidelijk zijn dat coronacrisis, economische krimp, politieke polarisatie en milieuvernietiging een vicieuze cirkel van problemen vormen. De andere kant van dit verband is dat wie de economische pijn van corona eerlijk verdeelt, populisten de wind uit de zeilen neemt. En dat wanneer je degenen die het minste risico lopen en het meeste aan oplossingen kunnen bijdragen – de rijksten en grootste ondernemingen – naar vermogen laat meebetalen, er middelen vrijkomen waarmee de klimaatcrisis kan worden gehanteerd zonder mensen te benadelen die al zwaar getroffen zijn. Een wel erg radicale verandering, een revolutie zelfs? Ja, maar het zou wel eens de enige manier kunnen zijn om te voorkomen dat verandering op veel funestere wijze plaatsvindt, gezien de gevaren die zich ophopen aan onze horizon.

 

Waar het gevaar is, groeit de redding

“Waar het gevaar is, groeit ook de redding,” stelde de Duitse dichter Friedrich Hölderlin ooit. Dat blijkt eens te meer tijdens de coronacrisis, en belooft ondanks alles iets goeds voor de aanpak van het crisescomplex dat zoveel groter is dan deze crisis alleen. Zo hebben slechts enkele maanden waarin McWorld het wat rustiger aan deed, geleid tot een fors afgenomen uitstoot van broeikasgassen. Terwijl de consumptiemaatschappij zich terugtrok, rukte de overheid op, niet ten gunste van zichzelf of van de rijksten ter wereld, maar voor de meest kwetsbare en geraakte burgers. Na vijftig jaar maakt de ‘maakbaarheid’ van de economie een grandioze comeback. En overal ter wereld groeide sociale saamhorigheid, met klappen voor ‘helden’ of duimpjes op Facebook, maar vooral met in daden gegoten zelfbeheersing en solidariteit. Het zou naïef zijn te denken dat dit alles vanzelf leidt tot een betere wereld post-corona: wat het wél duidelijk maakt, is dat actie oog in oog met het crisiscomplex mogelijk is.