Stel je voor: je woont in een dorpje aan de dijk. Het is duidelijk dat het water steeds hoger wordt, en de dijk steeds zwakker. Jij, je kinderen en je buren zullen verdrinken als dit zo doorgaat. Tenzij jullie in actie komen, en samen de dijken versterken. Maar helaas beweert een aantal dorpelingen dat er niets aan de hand is. Ze weigeren mee te werken. Het water vormt geen bedreiging, zo zeggen ze. De dijken zullen volstaan. En zo niet, dan vinden we voordat ze doorbreken, wel een andere oplossing. Maar als jij dan echt denkt dat er nu al gevaar dreigt, ga jij toch gewoon zelf die dijk ophogen?
Opwarming of oververhitting
Je voelt ‘m al aankomen. Dit beeld komt bij mij naar boven als ik zie hoe velen ontkennen dat er een klimaatcrisis is. Met één significant verschil. Waar bij het dorpje hoogstens werk aan de dijk mogelijk is en het waterpeil zelf niet kan worden beïnvloed, is het bij de opwarming van de aarde misschien nog mogelijk te voorkomen dat deze oververhitting wordt. En kunnen we dus niet alleen de gevolgen van een ramp opvangen, maar de ramp zelf voorkomen. Of in elk geval ervoor zorgen dat de crisis niet zodanig wordt dat ze tot al te grote schaarste gaat leiden aan drinkwater, landbouwgrond en voldoende voedsel.
Woedend en wanhopig tegelijk
Het maakt me woedend en wanhopig tegelijk, hoe veel van onze medeburgers doorleven alsof er niks aan de hand is. Een van de meest ontluisterende opmerkingen zag ik onlangs op LinkedIn, in een discussie over vliegschaamte. ‘Anders stoppen jullie toch gewoon met vliegen?’ Ja lul: anders betalen jullie toch gewoon belasting, en wij niet? Anders stoppen jullie voor het rode stoplicht, en rijden wij door? Het gaat hier toch niet alleen om de toekomst van mijn kind? Of moet ik milieubewust leven voor niet alleen mijn eigen dochter maar ook voor jouw kinderen en kleinkinderen terwijl jij vrolijk doorvliegt, vlees blijft eten en ook anderszins lak hebt aan de klimaatcrisis?
Pappen en nathouden
Ja, het is ongetwijfeld veel te kort door de bocht. Er zijn ook andere oplossingen dan ‘consuminderen’, zoals nieuwe milieuvriendelijke technologieën. En mensen vertellen dat ze niet deugen, is zelden de beste manier om ze te overtuigen. Zeker niet als je daarbij vooral uitstraalt hoezeer je het met jezelf getroffen hebt, in morele zin. Maar ik word er soms zo moe van om mensen vooral positief en constructief aan te ‘moeten’ spreken, terwijl ze niet alleen mij maar de hele maatschappij voor m’n gevoel een hele dikke middelvinger voorhouden. Het is het pappen en nathouden tot politieke strategie verheven.
Een ongenadige spiegel
Soms is de confrontatie op zijn plaats. Zo is mij mijn hele leven bijgebleven hoe ik ooit als jongen van een jaar of elf een ongenadige spiegel kreeg voorgehouden. Ik was met een paar vriendjes flessen over de muur van een kerkhof aan het gooien. Het klonk mooi, hoe ze op de graven uiteenspatten. Tot mijn overbuurjongen, een student, verscheen en zich tot mij richtte: ‘Dat uitgerekend jij als communist zoiets doet…’ Iets in die zin zei hij tegen me, verwijzend naar mijn politieke identiteit van toen. Communist zijn: dat was voor mij een erezaak. Dus voelde ik me diep beschaamd. Hield ik meteen op met flessen gooien. En heb ik nooit meer zoiets gedaan.
Anders en beter doen
Schaamte, spijt, schuldgevoel. Het zijn geen fijne emoties om te voelen. Maar soms zijn ze wel degelijk de sleutel tot anders en beter doen. Al moet ik er één ding bij zeggen dat ik ook niet zelf heb bedacht. Een cursiste voegde dit er laatst aan toe, toen ik het bovenstaande verhaal vertelde. ‘Je werd door die jongen niet alleen beschaamd. Hij sprak je aan op je betere ik.’ Punt is dat niemand van ons individueel dit klusje gaat klaren. Klimaatactie komt er alleen wanneer we met vele mensen samen in beweging komen. Dus ben ik niet op zoek naar ons betere ik, maar naar ons betere ‘WIJ’.