We zijn overduidelijk het omslagpunt voorbij. De klimaatcrisis is van een probleem in de verre toekomst, een bedreiging voor ons bestaan geworden… hier en nu, daar en straks. Het leven van onze kinderen en kleinkinderen wordt waarschijnlijk veel en veel moeilijker dan dat van ons. Als er al leven zal zijn, meer dan louter overleven. Sommigen van ons verdringen dit besef. Sommigen worden er depressief van. Weer anderen schieten in een stand van hysterie, waarbij ze het liefst vandaag nog een eco-dictator zouden aanstellen die ons redt van de ondergang.

 

Actieve sereniteit

Ik vind steun in actieve sereniteit, ofwel de dynamische kalmte van de klassieke stoïcijnen. Een van hen was Antipater, die in de 2e eeuw voor Christus leefde. Hij vergeleek het goede leven met boogschieten. Doe je het goed als je pijl exact zijn doel treft? Maar wat nu als je slecht mikt en toch in de roos schiet met dank aan een onverwachte vlaag wind? Of heb je gefaald als je goed mikt, maar vanwege eenzelfde windvlaag mist? Wat telt is zo goed mogelijk mikken, niets meer en niets minder. Focus. Rustig ademen. Een kalme hand.

 

Opwarming of oververhitting?

Gaan we de planeet redden? Die redt het wel zonder ons. Voorkomen we de opwarming van de aarde? Die is onmiskenbaar en daarmee onafwendbaar. Is er dan niets meer aan te doen? Jawel, heel veel, en heel veel goeds bovendien. We kunnen nog verhinderen dat de opwarming oververhitting wordt, door te breken met overconsumptie. We kunnen politici wegstemmen die de klimaatcrisis ontkennen of klimaatkosten afschuiven op de meest kwetsbare kiezers. En we kunnen zelf deelnemen aan acties die een economie van het genoeg dichterbij brengen.

 

Doen wat juist is

Er is geen zekerheid dat dit alles gaat volstaan. Evenmin als de boogschutter weet dat zij doel treft, evenmin als de boogschutter het goed doet zolang zij in de roos schiet. Waar het om gaat, is doen wat juist is. We hoeven niet te overleven. Als we maar goed hebben geleefd en dus weten dat we het nodige voor onze kinderen hebben gedaan, voor onszelf, en voor dat deel van de aarde dat het zonder ons niet redt. Het wordt tijd voor een kalme hand.

Vandaag precies tachtig jaar terug overleed Etty Hillesum. Als Joodse Nederlandse werd ze gedeporteerd naar Auschwitz, en daar kwam ze om het leven. Waarmee meteen is aangetekend dat 30 november 1943 slechts een fictieve sterfdatum is. Zoals haar biografe Judith Koelemeijer schrijft: “Het Nederlandse Rode Kruis, dat na de oorlog voor de immense taak stond om de vermoedelijke sterfdata van Joodse slachtoffers vast te stellen, ging daarbij uit van het volgende criterium: alle vrouwen van het transport van 7 september 1943 die tussen de 16 en de 41 jaar oud waren en géén kinderen hadden, zouden – gezien de barbaarse omstandigheden in het kamp – geleefd kunnen hebben tot uiterlijk 30 november 1943. Etty behoorde bij die groep, en kreeg daarom als sterfdatum 30 november, net als alle andere niet-teruggekeerde vrouwen uit haar ‘categorie’.”

 

De school van het leven & de dood

Tot zover de bureaucratische logica. Over naar de gepassioneerde maar ook voortdurend analyserende vrouw die Hillesum was. In haar dagboeken betoont ze zich een ware stoïcijn. Maar dan niet een die haar wijsheid louter uit boeken haalt. Het is het leven van alledag waarin je je onafhankelijk maakt van wat buiten je ligt. En je rust, kracht en liefde eerst en vooral uit jezelf haalt. Het was deze school van het leven & de dood waar Etty Hillesum met vlag en wimpel afstudeerde. Evenals Edith Eger. Die andere jonge Joodse vrouw, die in tegenstelling tot Hillesum Auschwitz wél overleefde. Een eerbewijs in drie fragmenten.

 

Een onnozel verhaaltje uit de Libelle

“Volledig leven, naar buiten en naar binnen, niets van de uiterlijke realiteit opofferen ter wille van het innerlijk en ook niet andersom, ziehier een schone taak. En nu ga ik nog een onnozel verhaaltje uit de Libelle lezen en dan naar bed.” Hillesum schrijft het in haar dagboek op 25 maart 1941. Ze is net 27, en ruim twee weken daarvóór aan het dagboek begonnen. De wil tot leven spat van de pagina’s af. En dat terwijl om haar heen de Nazi-machine-des-doods alsmaar nadrukkelijker op toeren komt. Het is niet dat ze dit ontkent – het is juist haar antwoord op diezelfde dreiging. Inderdaad: ‘niets van de uiterlijke realiteit opofferen’ om een innerlijke rust te kunnen bewaren die zelfbedrog zou zijn. De rust zit juist in het trotseren van de storm. Waarbij Hillesum tegelijkertijd ervoor waakt om een ander mens te worden dan wie ze is: ziedaar het ‘ook niet andersom’. Ze is niet bereid haar innerlijke realiteit bij te schaven of te verhullen, oog in oog met de buitenwereld. En na al die hooggestemde voornemens dan dat ‘onnozel verhaaltje uit de Libelle’. Je ziet het een studeerkamerfilosoof niet snel schrijven…

 

Om te vernederen, zijn er twee nodig

Om te vernederen zijn er twee nodig. Diegene, die vernedert en diegene, die men wil vernederen en vooral: die zich láát vernederen. Ontbreekt de laatste, dus: is de passieve partij immuun voor iedere vernedering, dan verdampen die vernederingen in de lucht. Wat er overblijft, zijn alleen lastige maatregelen, die in het dagelijkse leven ingrijpen, maar geen vernederingen of verdrukkingen, die de ziel beklemmen. Men moet de Joden daartoe opvoeden.” 20 juni 1942. In de maanden daarvoor zijn de Nederlandse Joden gedwongen Jodensterren te dragen. De ene na de andere discriminerende maatregel wordt afgekondigd, en het is een kwestie van tijd voordat ze de ultieme vernedering in de bek moeten kijken… Op elkaar gepropt worden in stinkende veewagens naar de kampen, waar ze ofwel direct worden vergast ofwel worden gedwongen zich dood te werken, met hun haren afgeschoren en een nummer op de arm getatoeëerd. Wat Hillesum hier uitdrukt, is dat wie in zijn hoofd en hart vrij blijft, niet vernederd worden kán. En dat degene die anderen vernedert, in wezen alleen zichzelf omlaag haalt.

 

Niet verhard, maar gehard

“Onze ondergang, onze waarschijnlijk ellendige ondergang, die nu al begonnen is in de vele kleine dingen van het dagelijks leven, heb ik regelrecht in de ogen gezien en de mogelijkheid daarvan heeft een plaats in mijn levensgevoel gekregen, zonder dat mijn levensgevoel daardoor in kracht verminderd is. Ik ben niet verbitterd en ik ben niet opstandig, ik ben ook niet meer moedeloos en geresigneerd ben ik helemaal niet. Mijn groei gaat even onbelemmerd door, van dag tot dag, óók met die vernietigingsmogelijkheid voor ogen.” Hillesum schrijft het op 3 juli 1942 op. Twee dagen daarna vallen bij de eerste Joden in Amsterdam oproepen in de bus voor ‘verplichte tewerkstelling’ in Duitsland. In werkelijkheid gaan ze hun vernietiging tegemoet. Hillesum kiest ervoor niet onder te duiken en vertrekt naar ‘doorgangskamp’ Westerbork. Daar hoopt ze andere Joden bij te staan. Ze zal er blijven totdat ze op 7 september 1943 zelf op transport wordt gesteld. Ze toont in dit fragment de ultieme stoïcijnse soevereiniteit… Accepteren wat onvermijdelijk is, hoe onaangenaam je dat ook vindt. Maar ook actie ondernemen om verder te groeien, en iets goeds te betekenen voor de wereld om je heen. Of, zoals ze het zelf schrijft op een andere plek in haar dagboek: ‘Gehard, goed te onderscheiden van verhard’.

 

 

 

 

 

 

Bij sommigen de roes, bij anderen de kater. Voor mij is vandaag vooral duidelijk geworden dat links in dit land zijn laatste kans heeft gehad, en gemist. Wie hier een meerderheid wil veroveren, dient te begrijpen wat de wensen en grenzen zijn van de meeste Nederlanders. In plaats van te suggereren dat ze niet deugen, probeert zij mensen te begrijpen. En ze een beter verhaal te bieden dan het gros van de elite – inclusief Wilders – hen tot nu toe geboden heeft. Dat verhaal kan niet om de crisis van het klimaat heen; maar ook niet om de afkeer van lastenverzwaringen of de weerzin tegen Woke. Het zal niet langer een links versus een rechts antwoord zijn, maar een dat liefde voor concrete mensen koppelt aan de keiharde bereidheid om elites aan te pakken. En dat antwoord komt uiteindelijk niet van Haagse politici, zelfs niet als die de beste bedoelingen koesteren. Het wordt hoog tijd dat ons populisme intelligent en vooruitziend wordt. Ja, dat kan.

Vandaag stem ik voor het eerst in dertien jaar op een PvdA’er. Juist ja: Frans Timmermans. Ik heb op de Partij voor de Dieren gestemd, GroenLinks, SP en de ChristenUnie. Eén keer eerder stemde ik op de Partij van de Arbeid, op 9 juni 2010. Dat was de verkiezing waarbij Job Cohen het met één zeteltje verschil verloor van Mark Rutte. Vier kabinetten met de aimabele maar visieloze VVD-leider volgden, omdat tachtigduizend linkse kiezers te weinig die dag in 2010 strategisch stemden.

 

De zaak van het klimaat

Vandaag gaat het echt ergens om. Wordt het opnieuw VVD, of zelfs Wilders die de grootste wordt? Met ‘harde’ symboolpolitiek tegen alles wat niet 100% Hollands is, en boterzacht beleid oog in oog met de klimaatcrisis? Of wordt het Omtzigt, die dan waarschijnlijk ook over rechts gaat? Wat mij betreft is er één topprioriteit en dat is de zaak van het klimaat. Milieu is het veiligheidsprobleem van de 21e eeuw. Als we nu niet doorpakken, ziet de toekomst voor onze kinderen en kleinkinderen er niet florissant uit, om nog maar te zwijgen over degenen die nu in de arme landen al lijden onder de oververhitting van de planeet.

 

Dus laat ik me niet weerhouden door alle mogelijke kritiekpuntjes die je op de kandidaat Frans Timmermans kunt uiten. Who gives a fuck hoe hij eruitziet, hoe hij praat, of wat er verder nog allemaal op hem aan te merken valt. Er ligt een programma dat zowel natuur als sociale rechtvaardigheid ten goede komt. En dat ook nog eens van twee partijen die tot nu toe altijd gescheiden hebben opgetrokken, maar nu dan eindelijk over hun schaduw heen springen.

 

Klaar voor de sprong

De vraag is of ook wij kiezers de sprong aandurven. Ik ben er klaar voor. Eindelijk komt de droom uit die ik in 2005 ontvouwde in Socialisme & Democratie: een alternatief akkoord van GroenLinks en PvdA (maar dan niet met de SP erbij, zoals ik toen nog hoopte). De droom is dus ten dele geslaagd, maar ook zo’n gedeeltelijk succes volstaat. “Zou het te veel gevraagd zijn,” schreef ik, “van de linkse drie om (…) tot een gedeelde visie te komen op het Nederland dat ze samen dromen? Zo zouden zich de contouren aftekenen van een natie die binnen en buiten de eigen grenzen welvaart helpt herverdelen, haar economie duurzaam maakt en haar burgers inspireert tot gezamenlijke actie, wat ook hun afkomst of geloof mag zijn. Zo’n Nederland zou, veel beter dan het huidige, in staat zijn te antwoorden op de uitdagingen van deze eeuw.” Tot zover Van smalle marges tot brede lanen.

 

Ja, ik droom opnieuw, met mijn ogen wijd geopend. Dat we voor het eerst in 25 jaar weer een linkse partij de grootste maken. En dan een centrumlinks kabinet krijgen dat de professionaliteit en het hart voor gewone mensen van Pieter Omtzigt combineert met de klimaatrechtvaardigheid van GroenLinks en de PvdA; en waarin verder zowel CDA, D66, Volt, SP als Partij voor de Dieren een plek kunnen vinden. Niet omdat we een kabinet nodig hebben waar ‘links’ zijn vingers bij kan aflikken. Maar omdat er oog in oog met een perfecte storm visie vereist is die verder kijkt dan de waan van de dag.

“Together we must learn to live as brothers or together we will be forced to perish as fools.”

Martin Luther King, Jr. Where Do We Go From Here – Chaos or Community? (1967)

 

Over de hele wereld hebben ontelbare mensen gereageerd op eerst de terreur van Hamas in Israël, en toen de meedogenloze acties van Israël in Gaza. Sommigen deden dat met oprechte ontzetting en bewonderenswaardige solidariteit. Anderen met ideologische oogkleppen en een ontluisterend gebrek aan empathie. De een praatte terrorisme goed, een ander vergelding. Slechts weinigen hadden iets te zeggen wat gewicht in de schaal legt. Omdat het regelrecht in de roos was of omdat wie het zei, ook iets betekenen kan voor die mensen daar op de lap grond tussen een rivier en een zee.

 

 

Woede, wrok en wanhoop

 

Ik heb niet de illusie dat men aldaar de wenkbrauwen fronst als Remko van Broekhoven Jeruzalem voor de laatste maal waarschuwt. Maar ook dichter bij huis bespeur ik een overmaat aan woede, wrok en wanhoop. Stuk voor stuk begrijpelijke, én bij voorkeur tijdelijke emoties. Die beter niet te veel schade aanrichten. Gelukkig hebben denkers en doeners er door de eeuwen heen antwoorden op gevonden, geconfronteerd met onrecht of de dood zelf in de ogen kijkend. In essentie komen al die antwoorden neer op één alternatief: actie, vreedzame actie.

 

Het is een strijd die zelf geweld tot het uiterste vermijdt. Omdat de strijder begrijpt dat geweld uiteindelijk weer tot nieuw geweld leidt. En dat begrip, vergeving en liefde juist de kans vergroten dat vijanden tot elkaar komen, of elkaar in elk geval met rust laten. Vreedzame actie vraagt enerzijds om verzetsdaden waarmee je het je tegenstander moeilijk of zelfs onmogelijk maakt jou te blijven domineren. En anderzijds om een voortdurende strijd met dat deel van jezelf dat vergelding en vernietiging eist. Het is de weg van Mahatma Gandhi en de Dalai Lama. Van Martin Luther King en van Mandela, toen die eenmaal de gewapende strijd achter zich liet.

 

Voor de duidelijkheid: er zijn situaties waarin tragisch genoeg alleen geweld bescherming biedt. Wanneer je te maken krijgt met een Stalin of Hitler, kun je maar beter bommen en granaten bezitten. Mogelijk geldt hetzelfde met Poetin of Assad. Al dringt zich de vraag op of de Oekraïners met geweldloze actie niet meer bereikt hadden en minder schade zouden hebben geleden na de Russische invasie. Wat je de Israëlische slachtoffers op zaterdag 7 oktober echter had gegund tegenover de moordenaars van Hamas was niet mildheid, maar een goed functionerend machinegeweer. Misschien leefden ze dan vandaag nog. En had ditzelfde gegolden voor degenen die daarna stierven in de Gazastrook.

 

Geen Barack, maar Bibi

 

Wanneer de terreur eenmaal toeslaat, helpt alleen gewapende bescherming. Maar voor het zover komt, en om te voorkomen dat ze alsmaar voortduurt, dient zich een ander antwoord aan. Dat van regeringen die rechtvaardigheid realiseren in eigen land. Die ook de belangen van de buitenwereld erkennen. En dat van activisten die onrecht tegemoet treden met geweldloze acties; in plaats van weerloze burgers aan te vallen omdat ze hen als ‘de vijand’ zien. De onmetelijke pech van Palestina is dat het geen Mandela, maar een Arafat had; en dat het nu geen ANC heeft, maar Hamas. Die van Israël dat het geen Barack Obama bezit, maar een Bibi Netanyahu.

 

Het heeft niet zo mogen zijn. Tienduizenden vrouwen en mannen tussen Jordaan en Middellandse Zee rouwen om hun mannen en vrouwen. Om hun kinderen of ouders. Nu valt het te hopen dat ze hun maar al te begrijpelijke woede en wraakzucht weten te beheersen. In het besef dat ze er hun geliefden niet mee tot leven wekken. Integendeel: als ze zich niet inhouden, zullen ze de geliefden van weer anderen doden. Er moet na deze zwarte zaterdag een antwoord komen van Israël, evenals een alternatief voor de Palestijnen. Maar hopelijk weten verstandige mensen voor en vooral achter de schermen beide partijen duidelijk te maken dat eerst beheersing en daarna onderhandeling geboden zijn.

 

 

De razernij doen bedaren

 

Soms zijn het degenen die zélf niet woedend zijn, die de razernij in anderen kunnen doen bedaren. Soms zijn het de slachtoffers of nabestaanden zelf, die tot dit inzicht komen voor henzelf, en voor degenen zoals zij. Abel Herzberg overleefde het concentratiekamp Bergen-Belsen. Tegen andere voormalige gevangenen van het kamp – vol wrok tegen Nazi’s in het bijzonder en Duitsers in het algemeen – zei hij: “Je moet van die woede af. Anders hebben ze je tweemaal te grazen. Eerst in het kamp. Daarna als meester van je geest.”

 

Een advies dat slechts door ervaringsdeskundigen mag worden gegeven. Dan ook nog met mate, want het ene slachtoffer is het andere niet. Wat Herzberg hier echter duidelijk maakt, is dat wie, al heeft zij of hij daar alle ‘recht’ toe, woedend blijft op daders, zich daarmee levenslang aan die daders verbindt. En hen zo eigenlijk alsnog meer macht toekent dan zij hoeven te hebben.

 

Een vergelijkbaar besef vinden we terug bij Etty Hillesum. Op 20 juni 1942 schreef zij. terwijl om haar heen alsmaar nieuwe maatregelen werden afgekondigd die Joodse Nederlanders uitsloten en hun vernietiging voorbereidden: “Om te vernederen zijn er twee nodig. Diegene die vernedert, en diegene die men wil vernederen en vooral: die zich láát vernederen. Ontbreekt de laatste, dus is de passieve partij immuun voor iedere vernedering, dan verdampen die vernederingen in de lucht. Wat er overblijft, zijn alleen lastige maatregelen, die in het dagelijkse leven ingrijpen, maar geen vernederingen of verdrukkingen, die de ziel beklemmen.”

 

 

Stoïcisme en geweldloze actie

 

Haar hooggestemde stoïcisme zou Hillesum niet van de dood redden. Ergens in het najaar van 1943 werd zij in Auschwitz vermoord. Maar ondanks de pogingen tot vernedering door anderen, behield zij een plekje in haar ziel waar zij niet vernederd kon worden. Het gaf haar de kracht om te blijven wie ze was, in plaats van te worden wat anderen van haar wilden maken: een on-mens. Het geeft ook anderen kracht. Ergens in Palestina is er een vrouw die zich geïnspireerd voelt door precies deze woorden. Dina Awwad voert – samen met de Israëlische Emma Sham-Ba Ayalon – geweldloze actie voor gelijke rechten van Israëliërs en Palestijnen.

 

In de documentaire Het denkende hart van Etty Hillesum vertelt Awwad: “Toen ik dat citaat las, bleef ik daar heel lang mee bezig. In het begin voelde ik ook iets van boosheid tegen Etty. Hoe is het mogelijk dat je jezelf bevrijdt van vernedering? (…) Toen begreep ik het: je niet laten vernederen, betekent niet dat je de situatie accepteert. Het gaat erover dat je besluit wat je innerlijke reactie is op een externe situatie. (…) Als ik langs een controlepost kom en vernedering meemaak, merk ik altijd mijn boosheid en mijn angst op. En leer ik steeds weer hoe ik de pijn kan toelaten. Want het is erg pijnlijk en ik sluit er niet de ogen voor. Maar hoe besluit ik op dat moment te reageren?”

 

Je bevrijden van vernedering

 

Ik bewonder de wijze waarop deze twee vrouwen – een Joodse en een Palestijnse – de kracht vonden om zich te bevrijden van vernedering. En hoe ze aldus de woede wisten te vermijden, of te hanteren zodra deze zich toch aandiende als gevolg van het onrecht waaraan zij werden blootgesteld. Dat is uiteindelijk onmetelijk veel waardevoller dan het afschieten van onschuldige burgers voor ‘het goede doel’. Het is ook de enige weg om ooit dat doel te bereiken: of het nu een veilig land voor de Joden is, of een leefbare plek voor de Palestijnen. Het is zeker inspirerender dan vanuit je eigen beschutte landje de terreur door anderen te voorzien van ‘context’ die als excuus kan dienen.

 

Eerlijk gezegd heb ik er niet altijd zo over gedacht. Er was een tijd dat ikzelf geweld verheerlijkte. Sterker nog: als 18-jarige ging ik in militaire dienst met als doel om daarna een potje mee te vechten in Nicaragua of El Salvador. Voor een goede zaak, dat mag duidelijk zijn. Mijn helden waren Fidel Castro en Che Guevara, en dichterbij huis desnoods een Yasser Arafat. Een paar jaar later raakte ik in de ban van Martin Luther King en zijn burgerrechtenbeweging uit het Amerika van de vijftiger en zestiger jaren. Ik ontdekte dat er betere zaken waren dan degene die vooral veel wapengekletter vroegen, om vervolgens maar al te vaak in onderdrukking uit te monden.

 

Als student zou ik proberen om geweldloze acties te initiëren. Als docent journalistiek organiseerde ik in mijn vrije tijd dergelijke acties met De Wereld Is Niet Te Koop. We kondigden een consumentenboycot af tegen de miljoenenbonus van Ahold-topman Anders Moberg. We voerden Adbusts uit in het centrum van Utrecht en Amsterdam. En in het voorjaar van 2004 maakten we een videoclip om de aandacht te vestigen op vreedzame alternatieven in zowel Irak als Israël en Palestina. Ofwel, om het in mijn woorden van die tijd te zeggen: op een strijd tegen terroristen, in plaats van een strijd tussen terroristen.

 

Begin om half elf

 

Weer wat later zou ik als filosoof in Staat van Tederheid en Verbeter de wereld, begin om half elf geweldloze actie bepleiten om ook ons eigen deel van de wereld ingrijpend te veranderen. Want in mijn ogen werd het alsmaar duidelijker dat milieu hét veiligheidsprobleem van de 21e eeuw is. Wanneer wij er niet in slagen om de natuurvernietiging een halt toe te roepen die nu gaande is, zal er geen menswaardig bestaan voor onze kinderen en kleinkinderen zijn. Niet in Palestina of Israël, met de schaarste aan water en grond die daar speelt; maar ook niet in de rest van Azië, in Afrika of in Amerika; en zelfs niet in het vooralsnog welvarende en veilige Wassenaar van de wereld dat ‘Nederland’ heet.

 

Maar gelukkig zijn er miljoenen mensen die beseffen dat we om het goede te behouden dat we hebben, nogal wat zullen moeten veranderen. En voeren honderdduizenden van hen vreedzame acties voor klimaatveiligheid, zoals de activisten van Extinction Rebellion op de A12 in Den Haag. Wanneer deze acties weerklank krijgen in de verkiezingen van 22 november en een partij de grootste wordt die prioriteit geeft aan diezelfde klimaatveiligheid, geeft dat hoop. Een hoop die versterkt wordt wanneer we na die verkiezingen niet achteroverleunen, maar als gewone burgers in actie komen voor veiligheid. Daar bestaan ontelbare manieren voor. Geen van allen gebaseerd op razernij, rancune en geweld.

 

Er zijn alternatieven te over. Tussen de rivier en de zee daar. En tussen de zee en de rivieren hier. Om ze tot leven te wekken, is niet alleen empathie vereist, maar vooral heel veel stoïcijnse kalmte.

 

 

 

 

‘De islam een achterlijke religie’? Dit was me altijd al te kort door de bocht, hoezeer moslimfundamentalisten het soms ook lijken te willen bewijzen. Maar sinds ik de voorbije vijf jaar bij The School of Life college geef over grote moslimdenkers, weet ik écht beter. Duizend jaar geleden was het geestelijke klimaat in Europa duister. Tegelijkertijd bloeide ten zuiden en oosten van ons een islamitische renaissance. Denkers als Al-Farabi, Al-Ghazali en Averroes ontwikkelden niet alleen interessante ideeën over (hun) religie, maar ook over vrijwel al het andere dat ons leven de moeite waard, of juist wat moeilijker maakt. Seks, politiek en filosofie bijvoorbeeld.

 

Seks, politiek & filosofie

Al-Farabi droomde in de tiende eeuw al van een multi-etnisch, multicultureel en multireligieus rijk, zo stellen hedendaagse kenners van zijn werk. Al-Ghazali stond ruim een eeuw later open voor een twijfelende, spirituele en zelfkritische houding. Waarbij het niet genoeg was om simpelweg de shariawetten te volgen. En weer een eeuw verder was het Averroes die de rigiditeit van de gevestigde islam uitdaagde met een betoog voor rationaliteit en tolerantie. En passant bestudeerden zij Aristoteles, van wie het werk in het Westen verloren was gegaan, en zorgden zij er zo voor dat eerst christelijke en later humanistische denkers ‘De Eerste Filosoof’ opnieuw leerden kennen.

 

Voorspel en valstrikken

Laten we deze islamitische filosofen niet aaibaarder maken dan ze waren, en blijven zien binnen de beperkingen van hun tijd, plaats en geloof. Zo schreef Al-Ghazali: “Vrouwen zijn de valstrikken van de duivel. Als deze lust er niet zou zijn, zouden vrouwen geen macht over mannen hebben.” Diezelfde Al-Ghazali overigens drukte mannen op het hart om de nodige aandacht aan voorspel te besteden wanneer zij seks hadden met hun vrouw.

 

Het zijn net mensen

Wat ik maar zeggen wil: wie wil nadenken over leven en dood, hart en hoofd, mens en natuur, kan vele bronnen vinden om zich aan te laven: binnen en buiten de westerse filosofie. En wie van ons moslim is, kan zonder moeite akelige opvattingen in zijn religie vinden. Maar ook buitengewoon intelligente, open en tolerante ideeën. Soms bij een en dezelfde denker nog wel. Het zijn net mensen, die islamitische filosofen.

Als politiek filosoof en rebel-tegen-wil-en-dank intrigeert mij al heel lang de potentie van stoïcisme en epicurisme, boeddhisme en taoïsme voor politiek die de wereld verbeteren kan. Tegelijk verwonder ik me over hoe weinig er tot nog toe is gedaan met de inzichten van denkers uit deze stromingen. We gebruiken ze misschien om onszelf te ontwikkelen, maar zien we ook wat we eraan kunnen hebben als het gaat om polarisatie in politiek en social media; om klimaatactie; of om de aanpak van de kloof tussen haves en havenots? Zie daar mijn agenda voor het komende jaar: een beweging bouwen uit wat de wijzen uit het oosten ons aanreiken over harmonie en confrontatie, revolutie en acceptatie, actie en meditatie, gelaten doen en gedreven laten.

Vandaag over drie maanden gaan we weer naar de stembus. In onze politiek is de keuze te vaak er een tussen ófwel inspiratieloos gemorrel in de marge, ófwel populistisch schoppen tegen de schenen. Op internet domineren polarisatie, wederzijdse verkettering en vertoon van eigen voortreffelijkheid. Ik mis gevoel voor urgentie dat ook nog eens relativeren kan. Een weg tussen Woke en Wakker Nederland door; klimaatactie die mensen met lagere inkomens en boeren met tegenzin óók alternatieven biedt; en politici die niemand naar de mond praten, maar hun ogen op de horizon hebben gericht en onderweg daarheen de confrontatie aandurven met wie rijk en machtig is ten koste van anderen. Ik mis kortom een politiek die ons betere zelf belichaamt, voorbij onze gemakzuchtige en genoegzame kanten. Ben ik de enige?

Je kent de situatie wel. Na maanden of jaren ontmoet je een oude vriend om een hapje te eten of een drankje te doen. Er zijn nog geen vijf minuten voorbij, of hij begint een betoog dat zeker een half uur zal duren. Over corona, die geen natuurlijke plaag is maar een complot om big pharma vaccins te laten verkopen. Over de oorlog in de Oekraïne, die door Het Westen is uitgelokt om ons allen aan de windmolens te krijgen. Of over de klimaathysterie die je door De Mainstream Media wordt aangepraat, terwijl onafhankelijk onderzoek uitwijst dat het met de wereldtemperatuur de goede kant op gaat.

 

Je komt er niet tussen, jou wordt niets gevraagd, de monoloog duurt voort, en als het tijd is om de rekening te betalen, ben jij degene die mag afrekenen. Je blijft achter met de indruk dat veel willen vertellen en niet kunnen luisteren een constante is bij complotdenkers. En dat terwijl wat ze te vertellen hebben, wel het laatste is wat je zou willen horen… Zo vol naargeestigheid en vermeende kwaadaardigheid als het in de regel is. Toch zijn hun theorieën niet per definitie onjuist, en is het verwijt van ‘wappie’ complotdenken niet altijd terecht.

 

Weg uit De Grot

Laten we beginnen met De Grot. Deze metafoor die Plato bijna 2400 jaar geleden bedacht, verbeeldt hoe enkelingen tot fundamenteel andere inzichten kunnen komen dan de velen die hen omringen. En hoe ongemakkelijk het zowel voor deze eenlingen als voor hun medemensen wordt wanneer degenen die ‘het licht hebben gezien’ dit inzicht met de anderen willen delen. Stel je een grot voor waarin een rij mensen naast elkaar zit, zodanig geketend dat ze alleen maar de rotswand vóór hen kunnen zien. Daarop worden schimmen geprojecteerd, veroorzaakt door een poppenspel en het licht dat daarop valt vanuit een vuur, achter de gevangenen. Zij zien noch elkaar, noch deze bron van licht. Dan, stelt Plato, wordt één van hen bevrijd. Hij ontdekt het vuur en weet nu als enige dat de werkelijkheid niet (alleen) die van de schimmen is, zoals de anderen nog steeds geloven. Sterker nog, hij vindt een weg uit de grot. Daar ziet hij pas echt ‘het licht’, namelijk de zon. Niet meer dan logisch dat hij aanvankelijk verblind is. Perplex oog in oog met deze nieuwe en volledig onverwachte, nauwelijks te bevatten realiteit.

 

Plato verwacht geen antwoord

Stel nu dat hij vervolgens terugkeert naar de grot. Daarover schrijft Plato: “Door de plotselinge overgang vanuit het zonlicht naar het donker zou hij daar natuurlijk eerst geen hand voor ogen zien. Als hij zich dus in het beoordelen van die karikaturale beelden meteen weer moest meten met die mensen die daar nog altijd in die gevangenis zitten, op een moment dat zijn ogen zich nog niet op het duister hebben ingesteld – en dat zou wel enige tijd duren voor hij daaraan gewend is –, zou hij dan niet een belachelijke indruk maken en zou men niet van hem zeggen dat hij met die tocht naar boven zijn ogen had bedorven, en dat het niet de moeite waard was zelfs maar een poging te ondernemen om boven te komen?”  Plato verwacht geen antwoord. Dit is een retorische vraag, en het enig juiste antwoord is: ja. Het eeuwige lot voor mensen die hebben ontdekt hoe het écht zit en die dit willen delen met wie het nog níet weet, is onbegrip en afwijzing. Het is op zijn best een glazige blik en op zijn slechtst agressie. Of je diskwalificatie, als ‘wappie’.

 

Liever blijven ze gevangen

Wie heeft er gelijk? In de optiek van Plato is het overduidelijk de eenling die een wereld heeft gezien waarvan de rest geen weet heeft. Een die hij ze slechts zou kunnen tonen wanneer hij ook hen van hun ketenen zou ontdoen. Waartoe zij helaas maar hoogstzelden bereid blijken. Liever blijven ze gevangen in hun gezapig voortkabbelende, maar al te beperkte bestaan. Dat dus doelbewust door hogere machten is gecreëerd: Plato zegt het niet expliciet, maar impliceert het wel. Want het is onwaarschijnlijk dat de gevangenen zichzelf hebben geketend. En iemand bedient het poppenspel waarnaar zij onafgebroken kijken. Of, zoals het wordt gesteld in The Matrix, de virtuele variant op De Grot die in 1999 verscheen… “De Matrix is overal. Ze omringt ons altijd. Het is de wereld die je wordt voorgespiegeld om je blind te maken voor de waarheid.”

 

In dienst van de Deep State

Zoals dat vaker gaat bij metaforen en soundbites, is de werkelijkheid genuanceerder dan zij suggereren. Soms zijn degenen die een samenzwering vermoeden, zelf de gevangenen van onwetendheid of kwaadaardigheid. Denk aan Alex Jones, die ruim tien jaar lang beweerde dat de schietpartij op een basisschool in Sandy Hook in 2012 ‘fake nieuws’ was, en die daarvoor uiteindelijk vorig jaar veroordeeld werd tot het betalen van een miljard dollar schadevergoeding aan nabestaanden van de 26 slachtoffers. Tijdens het voorafgaande proces legde de moeder van de zesjarige Jess, Scarlett Lewis, een huiveringwekkende getuigenis af. Daarbij confronteerde ze Jones met zijn beweringen. Het zijn hallucinante beelden, waarbij Lewis zich genoodzaakt voelt te bewijzen dat zij evenzeer leeft als dat haar zoon gestorven is; dat ze geen acteur is; en dat ze niet in dienst is van de Deep State. Jones schudt zijn hoofd, waarop zij vertwijfeld stelt: “Ik weet dat je me gelooft. En toch zul je dit gerechtsgebouw straks verlaten en het opnieuw zeggen in je show.”

 

Het Militair Industrieel Complex

Maar soms hebben ‘complotdenkers’ het wel degelijk bij het juiste eind, als is het maar gedeeltelijk. En dan zegt het verwijt van complotdenken meer over de intellectuele luiheid of de zelfvoldaanheid van degene die het verwijt plaatst dan over degene die het ontvangt. Zo wees de Amerikaanse intellectueel Noam Chomsky decennia lang op de doelbewuste activiteit van het ‘Militair Industrieel Complex’: degenen die een belang hebben bij oorlog en terreur omdat ze eraan verdienen en die de democratie doorkruisen om dat te blijven doen, zonder ooit openlijk te zijn over hun intenties en activiteiten. De man die als eerste wees op dit Militair Industrieel Complex was nota bene een generaal en president: Dwight Eisenhower, bij zijn aftreden in 1961. Als Chomsky weer eens verweten werd dat hij een complotdenker was, mocht hij graag antwoorden dat hij niet in samenzweringen geloofde, maar simpelweg het soort ‘institutionele analyse’ maakte dat zijn tegenstanders liever achterwege lieten.

 

Een eenzame dader

Een vergelijkbare analyse komt van Robert F. Kennedy, die zich twee weken terug kandideerde voor het presidentschap van de VS. Bobby Kennedy Jr. was advocaat in milieuzaken en tegen de farmaceutische industrie. Hij bekritiseerde in coronatijd ook vaccinaties en ander overheidsbeleid tegen het virus. Dus werd hij weggezet als ‘wappie’ en complotdenker. Ook deze werkelijkheid is veelkleuriger dan dat. Zijn vaststelling dat er zoiets bestaat als een Farmaceutisch Industrieel Complex, is niet vergezocht. Evenmin als de aanname dat nogal wat mensen binnen overheid en wetenschap hun oren laten hangen naar zo’n lobby. Kennedy heeft ook een persoonlijke reden om niet naïef te zijn over de goede bedoelingen van overheidsdienaren. In 1963 werd eerst zijn oom vermoord: John F. Kennedy, die als president Eisenhower had opgevolgd. Vervolgens werd zijn vader Bobby Kennedy in 1968 doodgeschoten. In beide gevallen oordeelde de overheid dat er sprake was van individuele schutters. In beide gevallen ook hadden de Kennedy’s vijanden gemaakt binnen de overheid én daarbuiten. En waren er aanwijzingen voor complotten voorbij het geloof in ‘een eenzame dader’.

 

Op zoek naar schuldigen

Terug naar de grot waarin we anno 2023 al of niet leven. Het lijkt niet meer dan logisch dat crises zoals die van corona of het klimaat leiden tot angst, onzekerheid en woede. Zulke emoties maken het op hun beurt aantrekkelijk om verantwoordelijken aan te wijzen, of liever nog: schuldigen. Voor sommigen – of velen, getuige de ruim 100.000 Nederlanders die in complotten geloven – zijn dit machtige samenzweerders, verantwoordelijk voor klimaathysterie, de coronacrisis of de oorlog in de Oekraïne. Voor anderen zijn juist de complotdenkers, wappies of anti-vaxxers degenen die onze veiligheid in gevaar brengen.

 

Neonazi’s in de Oekraïne

Ik denk dat beide partijen een punt hebben. Op degenen na die zoals Alex Jones welbewust onwaarheden de wereld in slingeren of die zoals Vladimir Poetin pathetische excuses voor hun eigen agressie presenteren, over neonazi’s aan het hoofd van de Oekraïne. De meesten van ons bevinden zich ergens in het midden, in dit kruisvuur van extreme en polariserende partijen die elkaar verketteren. Vaak schoot me de voorbije maanden een uitspraak van de stoïcijnse keizer Marcus Aurelius door het hoofd. ‘De woede tegen feiten heeft geen zin’. Het begint allemaal bij waarheidsvinding, en die waarheidsvinding begint weer bij jezelf. Ben je bereid feiten te aanvaarden, ook als je ze liever niet geloven zou? Een vuistregel zou kunnen zijn: juist als je iets graag gelooft, beschouw het dan des te kritischer.

 

Geluk en pech, toeval en geklungel

Dus geloof niet in de opwarming van de aarde omdat je denkt dat door deze opwarming van de aarde eindelijk het kapitalisme aangepakt gaat worden waaraan je al zo lang een hekel hebt. Blijf ook niet hangen in ongeloof over de opwarming van de aarde, omdat je liever onbeperkt blijft vreten, zuipen, vliegen en autorijden. Wie streeft naar zelfkennis, durft zichzelf kritisch te bevragen. De volgende stap is kennis van de wereld. Daarin spelen soms verborgen belangen en kwaadaardige intenties een rol. Veel vaker is er sprake van oorzaak en gevolg; van geluk en pech; van toeval en geklungel. Samen richten die onvergelijkbaar veel meer schade aan – of kunnen we ze juist ook ten goede aanwenden – dan de samenzweringen van duistere  machten, of het blootleggen en aanpakken van ‘complotten’. Dit is de waarheid van de wereld waarmee we het hebben te doen. En zonder die waarheid is er geen wereld, geen samenleven, geen medemenselijkheid. In de woorden van Scarlett Lewis: “Waarheid is zó vitaal voor onze wereld. Waarheid is waarop we onze realiteit baseren. Daar zullen we het over eens moeten worden om een samenleving te hebben.”

 

Je vijand houdt je scherp

Die samenleving begint met twee vrienden. Of met twee mensen die vreemden zijn voor elkaar en alsmaar vervreemder raken. Luisteren ze naar elkaar en proberen ze samen vast te stellen wat waar is of wat niet? Of lezen ze elkaar de les en maken ze elkaar belachelijk? We zouden hen – onszelf – kunnen voorhouden wat Spinoza ooit zo raak schreef: “Men moet menselijke handelingen niet bespotten, niet betreuren, noch veroordelen, doch begrijpen.” Zo zouden we ook onze ‘vijand’ – de ‘wappie’, de ‘complotdenker’ of juist het ‘makke schaap’ – kunnen verwelkomen als iemand die ons scherp houdt. Die ons doet beseffen dat niemand de waarheid in pacht heeft. En dat dingen niet altijd zijn wat ze lijken. Hoe graag we ze ook willen geloven.

 

 

 

 

 

 

 

 

Beste Mark,

 

Hopelijk vergeef je me mijn vrijmoedigheid om jou een politiek advies te geven. Ik ben immers geen voetbalanalist, romanschrijver of cabaretier. Evenmin ben ik die gepensioneerde docent elektrotechniek die zich buiten de mainstreammedia om informeert op internet en daardoor weet hoe de wereldpolitiek functioneert.

 

Ik aarzel dus om jou te adviseren, Mark. Ik ben politiek filosoof, wat zou ik jou nog voor nieuws kunnen vertellen? Hoewel ik je inmiddels wel een beetje denk te kennen dankzij die ruim twaalf jaar dat je nu onze premier bent, ken jij mij vast niet. We zijn van hetzelfde jaar, we schelen zelfs slechts iets meer dan een week. Maar ondanks onze beider fascinatie met politiek, zouden onze loopbanen nauwelijks sterker kunnen verschillen.

 

Jij studeerde acht jaar geschiedenis; werkte tien jaar bij Unilever als hr-manager, personeelsmanager en personeelsdirecteur; en nadat je vier jaar staatssecretaris was geweest, werd je in 2010 minister-president. Ik studeerde journalistiek en politicologie en werd daarna wat ik eigenlijk al was: filosoof. Wat mij intrigeert, is waar politiek, ethiek en levenskunst elkaar raken – De vraag hoe we goed kunnen zijn en ons goed kunnen voelen, niet louter als individu, maar als onderdeel van de wereld waarin we leven.

 

Politicus zonder partij

Jij bevindt je in het middelpunt van de macht, je ontmoet de groten der aarde, je kunt verschil maken, iedere dag weer. Ik ben al mijn hele leven een outsider: iemand die evenmin toegang heeft tot de publieke opinie als tot de plekken waar meer verborgen macht wordt uitgeoefend. Ja, je zou kunnen zeggen dat ik een politicus zonder partij ben. Niet dat ik me daarover beklaag. Ik ben een gelukkig mens, met mijn gezin, mijn familie en mijn vrienden, en met al die andere mensen die ik dagelijks ontmoeten mag.

 

Het punt is echter wel dat ik me zorgen maak. Over deze wereld, waar de natuur inmiddels zodanig uit balans is dat het voor onze kinderen straks heel lastig leven lijkt te gaan worden. Over ons land, waar polarisatie het bijna onmogelijk maakt om samen iets te doen aan die natuurvernietiging of aan de andere crises die zich aan het ontwikkelen zijn. En eerlijk gezegd ook over jou. Je lijkt het ook niet helemaal meer te weten: wat te doen als je geconfronteerd wordt met problemen die het bereik van people management ver te buiten gaan.

 

Het is niet dat ik je kwade wil toeschrijf, of incompetentie. Ik vind je een aardige vent en ik heb groot respect voor de wijze waarop jij uiteenlopende partijen weet samen te brengen. Dat je daarbij niet altijd even eerlijk kon zijn, begrijp ik echt wel. Deze tijd van bestaansbedreigende problemen vraagt echter niet de vaardigheden van een manager, hoe goed die ook managen kan, maar van een leider.

 

Wat zich aan de horizon aftekent

Ik noem er drie. De eerste is, sorry dat ik het vermelden moet: visie. Niet de blik op de waan van de dag, de verkiezing van vorige week, of de opiniepeiling van morgen. Nee, het gaat hier om zien wat zich aan de horizon aftekent. Onheilspellend, als het om crises gaat. Of hoopgevend, als het om de droom draait van de wereld die we óók kunnen creëren, oog in oog met diezelfde crises. Zoals een wijs man ooit zei: “In strategie is het belangrijk om verre dingen te zien alsof ze dichtbij zijn, en van een afstand te kijken naar wat dichtbij is.” Precies dit uitzoomen van het triviale gedoe voor onze neus, en het inzoomen op het cruciale dat op ons wacht, is wat ik van jou vraag.

 

Een tweede essentiële vaardigheid, voor leiders in deze tijd: confrontatie. Ik bedoel de bereidheid om onaangename waarheden te benoemen, ook als je dat geen stemmen of applaus oplevert. Dat ons huidige consumptiepatroon de planeet plundert en even mens- als dieronwaardig is, bijvoorbeeld. Of dat de economie van het genoeg die de toekomst heeft, lasten met zich meebrengt. Ben je bereid die ook aan de zwaarste schouders te presenteren, degenen die macht en rijkdom bezitten? Dat is de vraag. Daarmee komen we op de andere kant van de broodnodige confrontatie. Niet een robbertje vechten met marginale groepen of makkelijke doelwitten, maar met machtige elites. Dát durven onderscheidt de echte leider van allemansvrienden of naar-de-mond-praters. Zo’n leider wil jij toch ook zijn, Mark?

 

De derde en laatste vaardigheid lijkt in strijd met de vorige. Maar ze vormt er juist het logische tegenwicht voor: harmonie. Kun je, als de strijd gestreden is of juist nog altijd niet beslecht, strijdende partijen ook samenbrengen? Omdat je jezelf herkent in beiden. Omdat je geen van beide het vel over de oren trekt. Omdat je in allebei steeds ziet wat ze misschien nog niet zijn, maar wel kunnen worden. Dit was wat Gandhi, King en Mandela konden; dit is wat ons nu voorbij huizenhoge problemen en destructieve polarisatie voert. Om het te zeggen met nummer 2 van deze drie, Martin Luther King: de ware leider volgt niet de consensus, hij creëert deze. Dat doet zij, zou ik eraan toevoegen, met visie, confrontatie én gevoel voor harmonie.

 

Zoek het in jezelf of doe een stapje opzij

Wie weet, Mark, ga je dit allemaal in jezelf zoeken én vinden. Zo niet, dan kun je wellicht een stapje opzij doen. En vrouwen en mannen de ruimte geven die dit allemaal wél in huis hebben. Ons land en de wereld om ons heen worden er eeuh… gaver van.

 

Met hartelijke groet,

 

Remko

 

PS. Doe je Willem de groeten van me? Ook hij kent me vast niet, maar er is zoveel dat we delen. Misschien zouden we volgend jaar samen kunnen vieren dat we bij leven en welzijn 57 worden.