‘Zijn er zoveel domme mensen in Amerika?’ Dat is het eerste wat mijn dochter van 14 vanochtend vroeg toen ik haar vertelde dat Donald Trump waarschijnlijk terugkeert in het Witte Huis. ‘Ja,’ antwoordde ik. Blijkbaar zijn er miljoenen Amerikanen die de kwaadaardigheid van de man niet doorzien. Of, misschien erger nog, die het niet kan schelen.

 

Drill, baby, drill

En dus is nu de weg vrij voor weer vier jaar natuurvernietiging (‘Drill, baby, drill‘), vanuit de kinderlijke ontkenning dat de energie- en klimaatcrisis bestaat. Voor het schenden van rechtsstaat en liberale democratie, door de man die de uitkomst van de vorige verkiezingen tot op de dag van vandaag weigert te erkennen. En voor het in de steek laten van de Oekraïne, oog in oog met die andere autocraat in wie Trump zoveel van zichzelf herkent.

 

Geen huilstruik zijn

Maar laten we geen huilstruik zijn die zich zelfs in de nederlaag boven zijn ‘vijand’ verheven waant. De domheid is immers ook te vinden bij de Democraten. Denk aan de Woke-gekte waarmee ze de voorbije tien jaar te vaak kritiek- en ruggengraatloos zijn meegegaan, en die ongetwijfeld een van de redenen is geweest dat kiezers zich van hen afwendden. Er is een grens aan hoe vaak je mensen kan vertellen dat ze niet deugen – want ‘wit’, want ’transfoob’, want ‘racist’…  Om vervolgens te eisen dat ze op je stemmen.

 

Er is een grens aan de mate waarin je eerst en vooral ‘vibes’ kan uitzenden. Zonder te verhelderen welk beleid je wenst en hoe dat beleid breekt met de manier waarop er de voorbije jaren is geregeerd. Te vaak in het belang van elites, en ten koste van kwetsbare mensen. En er is een letterlijke, fysieke grens aan je land, die je dient te beschermen. In plaats van miljoenen migranten toe te laten en degenen die hier terecht een probleem mee hebben, uit te maken voor – jawel, daar is-ie weer – ‘racist’ of ‘xenofoob’.

 

Wat vooral dom zou zijn is als wij hier aan de overkant van de oceaan de lessen missen die ook ons worden aangereikt. De belangrijkste: hoe herken je echte leiders, en onderscheid je ze van prutsers die zich als zodanig presenteren? Drie suggesties van deze politiek filosoof.

 

Fired up, ready to go!

1. Besef dat er een verschil is tussen realiteit en reality-tv. Twintig jaar terug begon de definitieve opmars van Donald Trump met de reality-tv-show The Apprentice. You’re Fired! werd een gevleugelde uitdrukking die miljoenen tv-kijkers met Trump associeerden. En wat was het mooi om hem dat vanaf 2016 te horen zeggen tegen politici die mensen het gevoel gaven dat ze op hen neerkeken. Met als climax die kakelverse zege van 5 november 2024.

 

Maar het is één ding om iemand op tv tekeer zien gaan. En iets heel anders wanneer hij zich dient te verhouden tot echte mensen, andere landen én last but not least die alsmaar verder verwonde moeder aarde. Tv is niet de gehele realiteit en politiek is geen kijksport waarbij je als burger kan volstaan met afstandsbediening of een veeg over het schermpje van je iPhone. Democratie vereist verantwoordelijke daden van burgers, en de natuur heeft ons aller actie nodig. Zoals een hele andere president, aan wie ik al acht jaar achter elkaar met weemoed terugdenk, ooit uitriep: Fired up, ready to go!

 

Levensgevaarlijk en wild onverantwoordelijk

2. Herken het kwaad wanneer dit je aanstaart. Trump is geen vermakelijke reality-tv-ster, een soort Gordon Ramsay, maar dan losgelaten op onze politiek. Het is een man die zichzelf niet kan beheersen, en daarom probeert anderen te overheersen. Om de klassieke definitie van de tiran maar weer eens van stal te halen die Plato ons ooit schonk. Zo iemand president maken van het machtigste land ter wereld, is levensgevaarlijk en wild onverantwoordelijk. Om nog maar te zwijgen van het risico dat Elon Musk heet. De man die we voorbij Donald Trump kunnen ontwaren. En die nu zijn idiote complottheorieën mag gaan uitleven vanuit het middelpunt van de macht, terwijl hij ondertussen aangenaam belangen verstrengelt.

 

Succesvol, maar niet bijster moreel

Afgelopen zondag zag ik The Apprentice. Niet de tv-serie, maar de film. Het verhaal van Trumps opkomst. Zijn duistere mentor Roy Cohn. En de wijze waarop die Trump hielp om van een moreel maar niet bijster succesvol, een succesvol maar niet bijster moreel mens te worden. Fictie, maar dan wel het soort fictie dat de realiteit mogelijk beter benadert dan veel journalistiek het doet. Trump zelf noemt de film een ‘lasterlijke en boosaardige (sic) aanval’. Mainstream media bekritiseerden The Apprentice omdat deze Trump als een mens presenteert met niet louter kwaadaardige kanten. Allebei prima aanbevelingen, lijkt me.

 

Toen ik van bioscoop naar station liep, praatte ik nog even na met de vriend waarmee ik de film gezien had. Hij was halverwege geestelijk afgehaakt, vertelde hij, omdat Trump vanaf dat moment te eendimensionaal ‘slecht’ leek. Ik was juist onder de indruk, zowel van de soms vriendelijke en redelijke menselijkheid in de jonge Trump.. als van de boze en boosaardige menselijkheid bij de latere versie van de man. Om met Nietzsche te spreken: zowel goed als kwaad zijn ‘menselijk, maar al te menselijk’. En mij boeit zowel de nuance, als de minder genuanceerde horror die mensen eigen kan zijn.

 

Leiders zijn net mensen

Leiders zijn net mensen. Dus draai er niet omheen als het smeerlappen blijken. Op het risico af dat ik Adolf Hitler vermeld, slechts vier zinnen verwijderd van Donald Trump: ook hij had ongetwijfeld fijne kanten. Ik denk aan zijn vegetarisme. Zijn aanhankelijkheid voor honden. Of zijn trouw aan Eva Braun. Maar dat maakt hem als mens en als leider niet minder kwaadaardig. Op zijn eigen, niet-genocidale maar totaal ondoordachte en onverantwoordelijke wijze, geldt dat ook voor Donald Trump. Hij vormt een gevaar, en dat kun je je maar beter realiseren. Al is het louter om in Nederland een dergelijk type niet het Torentje in te stemmen.

 

3. Wat is het alternatief? Kies leiders die verder kijken dan hun – en onze – neus lang is. Mannen of vrouwen als Mandela, die onrecht als onrecht herkennen en actie ondernemen op het moment dat deze nodig, én nog mogelijk is. ‘Gewone mensen zien nog niet eens het begin van de problemen die voor hen liggen,’ schreef Aristoteles ooit. ‘Dat vereist een echte staatsman’. Het probleem van veel leiders is dat ze geen staatsmannen of -vrouwen zijn. Ze focussen op de waan van de dag en de poll voor morgen. Ondertussen negeren ze de crises die zich aftekenen aan de horizon.

 

Grootmoedig en genereus

Of ze praten mensen naar de mond die het lastig vinden om zelf na te denken. Maken elites het hof, in plaats van hun belangen aan te pakken en de pijn eerlijk te verdelen. Echte leiders nemen de realiteit serieus, ook de realiteit die het gros van de mensen nog niet weet te onderscheiden. Ze hebben gevoel voor andermans emoties, bij voorkeur die emoties die niet gezellig en prettig zijn…. Frustratie, afgunst, woede, wrok, haat. Achter deze emoties ontwaren ze de menselijke behoefte om gehoord en gezien te worden. Vervolgens reageren ze met acties die op minstens zo sterke emoties zijn gebaseerd: liefde, zorg, verantwoordelijkheidsgevoel. Wanneer het gevecht eenmaal beslecht is, tonen deze leiders zich grootmoedig en genereus. Dan verbinden en verzoenen ze, precies zoals Madiba dat dertig jaar geleden kon.

 

Nu is het daarvoor nog te vroeg, op deze grijze ochtend in het najaar van 2024. Nu is het tijd om het kwaad in de bek te kijken. En je te bedenken wat je doen kunt, als burger of leider in een land dat evenals de rest van de wereld zal moeten dealen met de dwaas in het Witte Huis.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eerst negeren ze je. Dan lachen ze je uit. Dan vechten ze tegen je. En dan win jij. Het is een van Gandhi’s beroemdste uitspraken die hij nooit heeft uitgesproken. Het gevoel is mij maar al te bekend. Het gevoel dat je onrecht is aangedaan. Dat je niet wordt gezien terwijl je zoveel geven wil. Dat anderen worden voorgetrokken, terwijl ze zoveel minder te bieden hebben.

 

Mijn shiny white face

Ik ben zeker niet de enige die het voelt. Vier jaar geleden, vlak na de dood van George Floyd, bevonden Black Lives Matter en White Privilege zich op een koortsig hoogtepunt.  Een vriendin vertelde mij toen hoe vaak ze sollicitaties misliep of anderszins werd dwarsgezeten, enkel en alleen omdat ze zwart was. Ik weet niet of het zo bedoeld was, maar het klonk als een regelrecht verwijt aan mijn shiny white face.

 

Kiezers van populisten

En dat terwijl ook deze witte/blanke man een leven vol afwijzing achter zich heeft. Eerlijk gezegd herkende ik dus meer in het verhaal van mijn vriendin dan dat ik er me door aangevallen voelde. Wat ik eveneens dacht te herkennen: de wrok, het idee dat je een appeltje te schillen hebt met degenen die je iets hebben ‘aangedaan’. Ik zie het veel om me heen, in deze tijd en wereld. In kiezers bijvoorbeeld van populisten die beloven om de elites aan te pakken die zich zo weinig gelegen laten liggen aan de laagst opgeleiden en slechtst betaalden onder hen. Of de immigranten buiten te zetten die hun vertrouwde wereld onherkenbaar hebben gemaakt.

 

Vechten met één arm op de rug

Ik denk ook aan Palestina-activisten die het gevoel hebben dat dit land de mensen in Gaza in de steek laat. Aan Joden die menen dat de wereld hen dwingt met één arm op de rug te vechten tegen de terroristen die hen van alle kanten bestoken. Of aan boeren die het idee krijgen dat zij als enigen stikstof dienen terug te dringen terwijl zoveel andere verantwoordelijken een vergelijkbaar offer lijken te ontlopen Je zou er wraakzuchtig van worden…

 

Bitterheid en zuurte voorkomen

Ik spreek hier niet uit de hoogte, als een mens die zelf vrij is van wrok en wraakzucht. Dolgraag zou ik degenen die me negeren of uitlachen, bevechten en overwinnen. Dag na dag is de uitdaging om bitterheid en zuurte te voorkomen. De ene dag lukt het me beter dan de andere. De kunst is je wrok te koesteren. Niet door hem zijn destructieve werk te laten doen. Maar door onder ogen te zien dat hij er is, en hem om te zetten in strijdlust, schepping en desnoods een wraak die ijskoud  wordt opgediend. Je niet bezig houden met wat de wereld voor je heeft gedaan, of wat ze je heeft aangedaan. Maar met wat jij kan doen voor de wereld. Dat is de enige manier waarop je werkelijk wint.

 

 

 

Dus u bent het, u? Met deze vraag verwelkomt in Dostojevski’s De gebroeders Karamazov een kardinaal Jezus Christus wanneer die na 1500 jaar weer op aarde verschijnt. De katholieke gezagsdrager heeft hem zojuist een dood kind tot leven zien wekken en de mensen om hem heen horen roepen: ‘Hij is het, waarlijk hij is het.’ Tot diezelfde conclusie komt de kardinaal annex ‘grootinquisiteur’ ofwel meester-vervolger van ketters. Maar in plaats van zich aan zijn voeten te werpen, stelt hij hem geïrriteerd een vervolgvraag: ‘Waarom bent u ons komen hinderen?’ Zonder het antwoord af te wachten, veroordeelt hij dan de verlosser tot de brandstapel.

 

 

De klusjesman uit Nazareth

Fictie, maar je vraagt je af wat het gros van de mensen doet wanneer zij vandaag ineens oog in oog zouden staan met Jezus. Waarmee ik niet eens per se de zoon van God bedoel, maar simpelweg de klusjesman uit Nazareth die zijn medemensen leerde om elkaar lief te hebben en daartoe desnoods een goed geweldloos gevecht aan te gaan. Ofwel de man die volgens misschien wel zijn trouwste volgeling – Judas – van mens tot mythe verwerd. Waarna de poppen pas echt aan het dansen gingen.

 

Of, laten we het wat dichterbij brengen. Stel je voor dat anno 2024 ineens een vrouw of man zich bij je meldt die maar een kwart van de capaciteiten in zich draagt van een Martin Luther King of een Mandela. En die doet je dan het voorstel om samen – ik noem maar wat – de strijd voor een beter klimaat te intensiveren, of de voortwoekerende polarisatie aan te pakken. Wat zou je doen?

 

 

Dat weerbarstige wezen ‘mens’

Misschien dat je eerste reactie niet de kwaadaardigheid is van de kardinaal-grootinquisiteur uit De gebroeders Karamazov. Die heeft immers zijn verdienmodel gebouwd op de fictieve, geïdealiseerde Christus, en kan daarbij de échte Christus missen als een boer met kiespijn. Of, suggereert Dostojevski, hij weet als ‘christelijke’ gezagsdrager beter dan Christus hoe je moet omgaan met dat weerbarstige wezen ‘mens’. Niet met naastenliefde en de andere wang, maar met het vuur en het zwaard. Dat zal ze leren.

 

Ik heb zo’n vermoeden dat wie vandaag de dag charismatische changemakers als Christus, King of Mandela tegen het lijf loopt, ze niet eens als zodanig herkennen zal. Daartoe immers heb je een vergelijkbaar gevoel voor urgentie nodig als zijzelf. Daarvoor ook dien je niet ogenblikkelijk te vrezen dat hun licht jouw schaduw zal zijn. Daarbij is het dus zaak om grootsheid niet pas te herkennen wanneer de geschiedenisboeken deze hebben uitgeroepen, maar wanneer je er zelf oog in oog mee staat, ver voordat een bijzonder mens een beroemd mens is geworden. Of zij of hij nooit grootse dingen kan gaan ondernemen, omdat te veel anderen de gave niet herkenden op het moment dat deze hen werd aangereikt.

 

 

What’s in it for me?

Ja, ik vraag me af wat ík zou doen, oog in oog met zo’n bijzonder mens. Ik hoop dat ik niet na een kwartier zal zeggen dat ik helaas geen tijd meer heb omdat ik nog iets anders te doen had.  Ik hoop dat ik me niet zal afvragen: What’s in it for me? Ik hoop dat ik het moment en de mens herken, en de sprong waag… zonder te weten waarheen precies deze ons brengen zal.

In mijn leven als filosoof zijn er van die dingen die ik zeker weet. Dat ik theoretisch opgeleid ben, maar praktisch gezien bescheiden verdien. Dat wanneer ik over de psychologie-experimenten van Stanley Milgram en Philip Zimbardo begin, er altijd wel iemand opmerkt dat volgens Rutger Bregman deze onderzoeken niet deugen. En dat als ik onverhoopt eens het woord ‘waarheid’ laat vallen, ik te horen ga krijgen dat ‘de waarheid niet bestaat’ en ‘iedereen zijn eigen waarheid heeft’.

 

Een adequater aanpak dan het socratisch gesprek is eigenlijk niet denkbaar voor zulke beweringen. Vraag eens even respectvol en rustig maar ook stevig en vasthoudend door, en het valt te bezien of de personen in kwestie na afloop nog steeds de stelling verkondigen die zij, hij of (preferred pronouns) hen aanvankelijk verkondigden. Dit geldt voor een mening over de waarheid niet minder dan voor een opinie over Milgram & Zimbardo of de vermeende transfobie van J.K. Rowling.

 

Maar bij gebrek aan de optie van een socratisch gesprek op deze plek zou ik hier toch graag een andersoortig pleidooi voor de waarheid presenteren. Dus niet een waarbij ik vriendelijk glimlachend de duimschroeven aandraai; het aan mijn ‘tegenstander’ overlaat te bewijzen dat hij geen idioot is, en ‘iemand woedend maak en tegelijkertijd hulpeloos’, zoals Nietzsche ooit Socrates’ favoriete methode omschreef. In plaats daarvan wil ik er een fundamenteel verschillend verhaal tegenover zetten, ik zou bijna zeggen: een andere waarheid. Maar dat zeg ik dan toch weer níet, omdat we het begrip ‘waarheid’ in mijn ogen maar beter stevig onderscheiden van verhalen, visies en opinies.

 

Met blote handen op vogeljacht

De filosofie over waarheid die naar mijn idee de tand des tijds het best heeft doorstaan, is geboren uit wanhoop en vertwijfeling. Als hij de visies van de zogenaamde presocraten heeft besproken die stuk voor stuk beweren dat waarheid nauwelijks vast te stellen valt, schrijft Aristoteles in zijn Metafysica: “Wat hieruit volgt is niet goed te verdragen. Als namelijk degenen die meer dan anderen de waarheid, voor zover die voor ons te bereiken valt, onder ogen gehad hebben – en dat zijn degenen die meer dan anderen de waarheid zoeken en liefhebben -, als uitgerekend zij tot zulke opvattingen over de waarheid gekomen zijn en dit het is wat zij over de waarheid te vertellen hebben, wat kan er dan bij mensen die een filosofische onderneming beginnen voor zorgen dat zij de moed niet opgeven? We zouden naar de waarheid zoeken alsof we met blote handen op vogeljacht waren.”

 

In het kielzog van zijn leermeester Plato – en diens mentor Socrates – stelt Aristoteles dan dat waarheidsvinding wel degelijk mogelijk is. Niet per se door lastige vragen te stellen of met al dan niet gespeelde bescheidenheid uit te roepen ‘Ik weet dat ik niets weet’ (waarbij Socrates aantekende vooral te bedoelen dat hij niet pretendeerde het wél te weten als hij het eens níet wist). Ook niet door het licht te hebben gezien na bevrijding uit de Platoonse grot, als ware het een soort religieuze openbaring.

 

In plaats daarvan bouwt Aristoteles voort op een bijna terloopse opmerking in Plato’s dialoog De sofist. Hier laat Plato voor de verandering eens niet Socrates wijze dingen zeggen, maar een niet minder verstandige ‘vreemdeling’: “De ware zin geeft jouw omstandigheden weer zoals ze werkelijk zijn.” Ziedaar de aanname dat er zoiets als een werkelijkheid bestaat, of je deze nu leuk vindt of niet, of je deze nu kent of niet, en of je er nu een ‘ware zin’ aan wijdt of een onjuistheid. In je hoofd, of in gesprek met een ander.

 

En dan schrijft Aristoteles verderop in de Metafysica: “onwaarheid en waarheid liggen niet in de zaken (…) maar in het verstand.” Niet de gebeurtenis, het feit, de mens of het dier is ‘waar’: deze bestaan of bestaan niet, en zijn dus al of niet werkelijk ofwel reëel. Wat wél waar of onwaar kan zijn, is het denkbeeld in je hoofd over deze gebeurtenissen, feiten, mensen of dieren. Geloof je dat jijzelf bestaat als je ook werkelijk bestaat, geloof je dat een eenhoorn bestaat als deze slechts fictie is?

 

Maar Aristoteles laat het niet bij de overeenstemming tussen werkelijkheid en menselijk denken. Hij tuigt bovendien een bouwwerk op van logica: de wetenschap die zich met de wetten van het denken bezighoudt. Ook die draagt bij aan de waarheid of onwaarheid van denkbeelden. Het beroemdste en misschien wel eenvoudigste voorbeeld is een redenering als de volgende, waarbij de conclusie noodzakelijk volgt uit twee veronderstellingen: A. Alle mensen zijn sterfelijk; B. Socrates is een mens; C. Socrates is sterfelijk.

 

Wanneer je in de Van Dale een definitie van waarheid zoekt, beland je bij precies dit ‘overeenstemmingsprincipe’ van waarheid dat we danken aan De Eerste Meester, zoals Aristoteles eerbiedig werd genoemd door bijvoorbeeld de moslimfilosofen die hem navolgden: ‘het ware; het in overeenstemming zijn van het denkbeeld met de wetten van het denken of met zijn voorwerp, van een verhaal of bericht met de zaak zoals zij is.’

 

Deze opvatting van waarheid sluit aan bij onze alledaagse praktijk, wat vast een verklaring zal zijn voor haar vermelding in het woordenboek, bijna 2500 jaar nadat Aristoteles leefde. Of jij je correct herinnert wat je pincode is; daadwerkelijk weet waar je sleutels zich bevinden; goed ziet of het stoplicht op rood of groen staat; accuraat inschat hoe je je zo veilig mogelijk vanaf de tiende verdieping naar de begane grond beweegt. Het zijn allemaal voorbeelden waarbij de overeenstemming tussen wat zich in je geest afspeelt en wat er daarbuiten bestaat, vaak handig en soms zelfs van levensbelang is.

 

Wijsgeren, wijsneuzen en nitwits

Natuurlijk heeft het denken over waarheid na Aristoteles niet stilgestaan. Er zijn ontelbaar veel andere opvattingen over waarheid ontwikkeld, die tegenwoordig met enkele tikken op je toetsenbord zijn terug te vinden. Onder zowel wijsgeren als onder wijsneuzen en nitwits (en soms zijn die drie groepen nauwelijks van elkaar te onderscheiden) is het inmiddels gebruikelijk om te beweren dat er niets zoiets bestaat als ‘de’ waarheid.

 

Daarbij hebben secularisering en individualisme ongetwijfeld een rol gespeeld. Op ongelovigen maak je geen indruk met het argument dat wat in het heilige boek staat of wordt verteld door rabbijn, imam, dominee of meneer pastoor, het woord van God en dus ‘absoluut waar’ is. En wanneer wij onszelf en onze eigen beleving boven de rest van de wereld stellen, is het een kleine stap naar het idee dat die beleving ‘mijn waarheid’ is.

 

Over mijzelf gesproken: ook ik ben een groot voorstander van zélf oordelen, relativeren en beslissen. Maar ik maak tegelijkertijd graag verschil tussen wat ik voel, denk en meen te weten; en wat daarvan wel of niet overeenstemt met de feiten. Brengen we niet langer onderscheid aan tussen ons eigen gevoel en een rationele benadering van feiten, dan liggen zelfingenomen onwetendheid en emotionele incontinentie op de loer. Gevoel boven verstand, ik boven wij, expressie boven ingetogenheid. Zou het toeval zijn dat de vorige en – zoals het zomaar kan wezen – aankomende president van de VS met zijn onverholen minachting voor hem onwelgevallige feiten precies dit alles etaleert?

 

De arena waar extremisten elkaar ontmoeten

Er is nóg een wereld waarin de waarheid op dit moment ver te zoeken lijkt. En ook in die wereld speelt De-Grote-Oranje-Ontkenner-van-realiteiten een hoofdrol. Het is de arena waar extremisten elkaar ontmoeten: of dit nu rechts-radicale complotdenkers zijn of their enemies they love to hate… politiek-correcte moraalridders die hun betere wereld bouwen op het gebruik van de juiste (voornaam-)woorden en het verketteren van degenen die er ‘verkeerde’ gedachten op na houden.

 

Beide groepen lijken in hun overtuiging dat zijzelf het bij het goede eind hebben, niet langer open te staan voor feiten die daar slecht bij passen. Het gaat op voor wie onbelemmerd wil blijven consumeren en daarom de klimaatcrisis ontkent; en voor wie eindelijk het kapitalisme wil afschaffen en daarom wel moet geloven dat alleen kapitalisme die klimaatcrisis veroorzaakt. Het geldt voor wie het fijner zou vinden als er geen mannen en vrouwen, vaders en moeders bestaan en dus spreekt over ‘personen met een baarmoeder’ of ‘mensen met een penis’. Maar ook voor wie niet verder komt dan ‘je bent óf man óf vrouw, en dus gedraag je je als een vent of vrouw’. Alsof dit voor eens, altijd en overal vast zou staan.

 

Het extremisme van wie de werkelijkheid misvormt ten gunste van zijn eigen ideologie gaat echter nog verder. Hij is niet alleen geneigd om uit het oog te verliezen wat hij liever niet ziet: hij is ook bereid om anderen te doen geloven wat hij wil dat ze geloven. En zo doet zich de paradox voor dat juist de grootste moralisten – degenen die er heilig van overtuigd zijn dat zij weten wat goed is – vaak de ergste machiavellisten zijn: bereid om leugens, verzwijgingen en verdraaiingen te gebruiken ten dienste van ‘het goede doel’. Veel verder verwijderd van waarheidsvinding kun je nauwelijks raken.

 

Geen mens, maar een machine

Maar misschien is de grootste vijand van waarheid in deze tijd, wel geen mens maar een machine. Of moeten we zeggen… een machine in dienst van bepaalde mensen? Het is de deepfake-technologie: digitaal gemanipuleerde video, waarmee je mensen iets kan laten doen of zeggen wat ze nooit werkelijk gedaan of gezegd hebben. De premier die ‘zichzelf’ ineens racistische uitspraken hoort doen die hij nooit in de mond zou nemen. De presentatrice die gechanteerd wordt met ‘seks’ die ze nooit echt heeft gehad. Of de geweldsdaad die geënsceneerd is, maar resulteert in verontwaardiging en maar al te reëel geweld als gevolg van virtueel vervaardigde verontwaardiging…

 

Het gevolg van deepfake is – om het maar even duur-filosofisch te formuleren – een epistemologische hel. Waar de epistemologie ons binnen de filosofie al millennia helpt vast te stellen hoe we tot waarheid kunnen komen, zorgt deepfake-technologie er binnen enkele decennia voor dat je niet langer je ogen, oren of verstand kunt vertrouwen en dat – in elk geval op het scherm waarop we tegenwoordig zo’n groot deel van onze dag doorbrengen – niets nog zeker is. Well, so much for truth.

 

Het maar al te echte kwaad

Een glimp uit de werkelijkheid, mijlenver verwijderd van deepfake en fake nieuws: vrijdagochtend veertien december 2012 schiet de twintigjarige Adam Lanza zijn moeder dood in haar huis in Newtown, Connecticut. Voorzien van een kogelvrij vest en drie semiautomatische wapens rijdt hij naar de nabije Sandy Hook basisschool. Daar vermoordt hij zes personeelsleden en twintig kinderen, allemaal zes of zeven jaar oud. Tenslotte doodt hij met zijn geweer zichzelf. ‘Vandaag heeft het kwaad deze gemeenschap bezocht,’ zegt gouverneur Dan Malloy die middag.

 

Helaas voor de nabestaanden laat het kwaad het niet bij dit eendaagse bezoek. Bijna tien jaar lang zal de bekende complotdenker Alex Jones verkondigen dat Sandy Hook ‘volledig fake’ is. Op zijn site InfoWars – door miljoenen mensen bekeken – gaat hij zelfs zover te beweren dat de kinderen springlevend zouden zijn; en hun ouders door de Deep State betaalde acteurs. Uiteindelijk blijkt één op de vier Amerikanen dit te geloven.

 

Een groep ouders daagt Jones voor de rechter. Die veroordeelt hem in 2022 tot het betalen van bijna 1 miljard dollar aan de nabestaanden. Een cruciaal moment in de confrontatie tussen de complotdenker en de ouders vindt plaats op 2 augustus dat jaar. Dan neemt Scarlett Lewis plaats tegenover Alex Jones. Lewis is de moeder van een van de slachtoffers, de zesjarige Jesse. Het is een hallucinante gebeurtenis, waarbij Lewis lijkt te moeten bewijzen dat haar kind geleefd heeft en dat zij nog iedere dag moet overleven, met een pijn die alleen maar erger is geworden door Alex Jones’ leugens.

 

Deze getuigenis is meer dan alleen de hartenkreet van een moeder. Het is een hartstochtelijk pleidooi voor het bestaan en het belang van waarheid. “Waarheid is onmisbaar in onze wereld. Waarheid is waarop we onze werkelijkheid baseren. We moeten het daarover eens zijn, om een samenleving te hebben. Sandy Hook is een harde waarheid, een keiharde waarheid. (…) Ik begrijp dat mensen er niet in willen geloven, ikzelf zou het liever niet geloven. (…) Maar dat een kwart van de Amerikanen aan Sandy Hook twijfelt en aan de feiten eromheen, helpt niet om onze kinderen veilig te houden.”

 

Hier slaat Scarlett Lewis de spijker op zijn kop. Waarheidsvinding is geen tijdverdrijf voor bleekneuzige filosofen. Weten wat de werkelijkheid is – of die zich nu aandient als een gevaarlijk dier, een kwaadaardig mens, giftig of juist gezond voedsel – is nodig om te overleven. Redelijk en rationeel denken helpt je daarbij. Dat geldt voor inschattingen van de realiteit zoals ze is, maar ook voor het streven naar de realiteit zoals ze kan zijn: denk aan de meest adequate reactie op de schietpartij van Sandy Hook, de terreuraanslagen van 7 oktober 2023, of de Israëlische bombardementen daarna. Reageer je door realiteiten te ontkennen en door blind om je heen te slaan? Of antwoord je met kennis van feiten en inzicht in oorzaak-gevolg-relaties of in maar al te menselijke emoties? Het maakt het verschil tussen leven of sterven, verscheuren of verbinden, escaleren of oplossen.

 

Recht op je eigen opinies, niet op je eigen feiten

Waarheidsvinding is bovendien essentieel om fatsoenlijk samen te leven. Want waarheid is niet alleen weten wat er werkelijk speelt en daar verstandig op reageren. Het is ook correct proberen in te schatten wat goed is voor jou en voor anderen. Het is op dat morele terrein, bij die geografie van goed en kwaad, dat zich voorbij de feiten verschillende visies aandienen en je pas in de praktijk merkt wat er goed of slecht uitpakt. In tegenstelling tot feitelijke waarheid, die soms al lastig genoeg valt vast te stellen, is het bij een dergelijke morele waarheid nog moeilijker om aan te geven wie ‘gelijk’ heeft.

 

In dat geval past vooral respect voor andermans inschatting van wat goed of slecht is, als hij die tenminste enigszins beargumenteren kan. En dient zich eens te meer de oneliner aan van de Amerikaanse senator Daniel Moynihan, die ooit oog in oog met een niet bijster integere tegenstander zou hebben opgemerkt: “Je hebt recht op je eigen opinies, niet op je eigen feiten.” (waarbij de ironie overigens is dat deze uitspraak van Moynihan niet kan worden getraceerd, en het dus wellicht onwaar blijkt dat het zijn woorden waren).

 

Ik weet niet zeker of mijn visie op waarheid de juiste is. Niettemin geloof ik er hartstochtelijk in. Tot ze overtuigend wordt weersproken. En tot dat moment probeer ik de feiten te accepteren zoals ze zijn, ook als ze onaangenaam en confronterend ogen. Daarnaast accepteer ik dat iedereen haar eigen interpretaties op die feiten kan loslaten. De waarheid is nooit mijn exclusieve waarheid: ik heb haar niet in bezit, ik krijg haar zelfs niet in bruikleen. Op z’n best ken ik haar soms, of benader ik haar slechts, waarop ze me vervolgens weer ontglipt. Daar vrede mee hebben, dat is de kunst. Denk-ik.

De demonstrerende studenten en medewerkers van universiteiten hebben een punt. Oog in oog met de Israëlische oorlog in Gaza, zou het de slachtoffers van die oorlog kunnen helpen als Nederlandse universiteiten de samenwerking stopzetten met Israëlische instellingen.

Wat ik echter niet snap, is waarom universiteitsbesturen die stap moeten zetten onder druk van een klein deel van hun studenten en medewerkers. En al helemaal niet wanneer die nauwelijks te onderscheiden zijn van beroepsactivisten, vandalen en provocateurs.

Als er medezeggenschap mogelijk is op onze universiteiten, is dat de plek om je punt te maken. Daar staan ongetwijfeld ook redelijke argumenten tegenover, en dan is het de meerderheid die na een fatsoenlijke afweging besluiten kan.

Is deze medezeggenschap een wassen neus, dan wordt het hoog tijd dat er eerst actie gevoerd gaat worden voor meer democratie op de campus. Hoe dan ook is er in dit land geen dictatuur. Dus stop de vernieling en het geweld, begin het gesprek, en neem de besluiten waar en hoe je ze nemen moet.

Vandaag precies dertig jaar geleden werd Nelson Mandela president van Zuid-Afrika. Als leider had hij vele kwaliteiten. Een daarvan: Mandela voelde onrecht dat anderen werd aangedaan alsof het hemzelf betrof. Een tweede: hij kwam daadwerkelijk in actie tegen onrecht, ook als dit hem in gevaar bracht. En drie: zelfs na bijna 28 jaar in de gevangenis reikte hij zijn vijanden de hand en gaf hij ze de kans boven zichzelf uit te stijgen.

 

Hij liet zich daarbij niet leiden door zijn primaire emoties, maar bleef even stoïcijns als liefdevol. Zijn vriend en medestrijder Walter Sisulu zei ooit over hem: “Soms stelt hij te veel vertrouwen in mensen. Als hij iemand vertrouwt, gaat hij er helemaal voor. Maar misschien is dit geen tekortkoming. De waarheid is dat hij ons nooit heeft teleurgesteld met dat vertrouwen dat hij in mensen heeft.”

 

Vandaag mis ik het soort leider dat Nelson Mandela was, juist in deze tijd en deze wereld. Ik zie te veel ‘leiders’ die visie missen, verdelen en verscheuren, en inspelen op het slechtste in de mens. “Grote leiders brengen mensen bij elkaar,” zegt politiek filosoof Björn van der Doelen. Geef mij dan maar de geest van Mandela. Met alle empathie en actie, passie en visie, beheersing en verbinding die daarbij horen…

We zijn overduidelijk het omslagpunt voorbij. De klimaatcrisis is van een probleem in de verre toekomst, een bedreiging voor ons bestaan geworden… hier en nu, daar en straks. Het leven van onze kinderen en kleinkinderen wordt waarschijnlijk veel en veel moeilijker dan dat van ons. Als er al leven zal zijn, meer dan louter overleven. Sommigen van ons verdringen dit besef. Sommigen worden er depressief van. Weer anderen schieten in een stand van hysterie, waarbij ze het liefst vandaag nog een eco-dictator zouden aanstellen die ons redt van de ondergang.

 

Actieve sereniteit

Ik vind steun in actieve sereniteit, ofwel de dynamische kalmte van de klassieke stoïcijnen. Een van hen was Antipater, die in de 2e eeuw voor Christus leefde. Hij vergeleek het goede leven met boogschieten. Doe je het goed als je pijl exact zijn doel treft? Maar wat nu als je slecht mikt en toch in de roos schiet met dank aan een onverwachte vlaag wind? Of heb je gefaald als je goed mikt, maar vanwege eenzelfde windvlaag mist? Wat telt is zo goed mogelijk mikken, niets meer en niets minder. Focus. Rustig ademen. Een kalme hand.

 

Opwarming of oververhitting?

Gaan we de planeet redden? Die redt het wel zonder ons. Voorkomen we de opwarming van de aarde? Die is onmiskenbaar en daarmee onafwendbaar. Is er dan niets meer aan te doen? Jawel, heel veel, en heel veel goeds bovendien. We kunnen nog verhinderen dat de opwarming oververhitting wordt, door te breken met overconsumptie. We kunnen politici wegstemmen die de klimaatcrisis ontkennen of klimaatkosten afschuiven op de meest kwetsbare kiezers. En we kunnen zelf deelnemen aan acties die een economie van het genoeg dichterbij brengen.

 

Doen wat juist is

Er is geen zekerheid dat dit alles gaat volstaan. Evenmin als de boogschutter weet dat zij doel treft, evenmin als de boogschutter het goed doet zolang zij in de roos schiet. Waar het om gaat, is doen wat juist is. We hoeven niet te overleven. Als we maar goed hebben geleefd en dus weten dat we het nodige voor onze kinderen hebben gedaan, voor onszelf, en voor dat deel van de aarde dat het zonder ons niet redt. Het wordt tijd voor een kalme hand.

Vandaag precies tachtig jaar terug overleed Etty Hillesum. Als Joodse Nederlandse werd ze gedeporteerd naar Auschwitz, en daar kwam ze om het leven. Waarmee meteen is aangetekend dat 30 november 1943 slechts een fictieve sterfdatum is. Zoals haar biografe Judith Koelemeijer schrijft: “Het Nederlandse Rode Kruis, dat na de oorlog voor de immense taak stond om de vermoedelijke sterfdata van Joodse slachtoffers vast te stellen, ging daarbij uit van het volgende criterium: alle vrouwen van het transport van 7 september 1943 die tussen de 16 en de 41 jaar oud waren en géén kinderen hadden, zouden – gezien de barbaarse omstandigheden in het kamp – geleefd kunnen hebben tot uiterlijk 30 november 1943. Etty behoorde bij die groep, en kreeg daarom als sterfdatum 30 november, net als alle andere niet-teruggekeerde vrouwen uit haar ‘categorie’.”

 

De school van het leven & de dood

Tot zover de bureaucratische logica. Over naar de gepassioneerde maar ook voortdurend analyserende vrouw die Hillesum was. In haar dagboeken betoont ze zich een ware stoïcijn. Maar dan niet een die haar wijsheid louter uit boeken haalt. Het is het leven van alledag waarin je je onafhankelijk maakt van wat buiten je ligt. En je rust, kracht en liefde eerst en vooral uit jezelf haalt. Het was deze school van het leven & de dood waar Etty Hillesum met vlag en wimpel afstudeerde. Evenals Edith Eger. Die andere jonge Joodse vrouw, die in tegenstelling tot Hillesum Auschwitz wél overleefde. Een eerbewijs in drie fragmenten.

 

Een onnozel verhaaltje uit de Libelle

“Volledig leven, naar buiten en naar binnen, niets van de uiterlijke realiteit opofferen ter wille van het innerlijk en ook niet andersom, ziehier een schone taak. En nu ga ik nog een onnozel verhaaltje uit de Libelle lezen en dan naar bed.” Hillesum schrijft het in haar dagboek op 25 maart 1941. Ze is net 27, en ruim twee weken daarvóór aan het dagboek begonnen. De wil tot leven spat van de pagina’s af. En dat terwijl om haar heen de Nazi-machine-des-doods alsmaar nadrukkelijker op toeren komt. Het is niet dat ze dit ontkent – het is juist haar antwoord op diezelfde dreiging. Inderdaad: ‘niets van de uiterlijke realiteit opofferen’ om een innerlijke rust te kunnen bewaren die zelfbedrog zou zijn. De rust zit juist in het trotseren van de storm. Waarbij Hillesum tegelijkertijd ervoor waakt om een ander mens te worden dan wie ze is: ziedaar het ‘ook niet andersom’. Ze is niet bereid haar innerlijke realiteit bij te schaven of te verhullen, oog in oog met de buitenwereld. En na al die hooggestemde voornemens dan dat ‘onnozel verhaaltje uit de Libelle’. Je ziet het een studeerkamerfilosoof niet snel schrijven…

 

Om te vernederen, zijn er twee nodig

Om te vernederen zijn er twee nodig. Diegene, die vernedert en diegene, die men wil vernederen en vooral: die zich láát vernederen. Ontbreekt de laatste, dus: is de passieve partij immuun voor iedere vernedering, dan verdampen die vernederingen in de lucht. Wat er overblijft, zijn alleen lastige maatregelen, die in het dagelijkse leven ingrijpen, maar geen vernederingen of verdrukkingen, die de ziel beklemmen. Men moet de Joden daartoe opvoeden.” 20 juni 1942. In de maanden daarvoor zijn de Nederlandse Joden gedwongen Jodensterren te dragen. De ene na de andere discriminerende maatregel wordt afgekondigd, en het is een kwestie van tijd voordat ze de ultieme vernedering in de bek moeten kijken… Op elkaar gepropt worden in stinkende veewagens naar de kampen, waar ze ofwel direct worden vergast ofwel worden gedwongen zich dood te werken, met hun haren afgeschoren en een nummer op de arm getatoeëerd. Wat Hillesum hier uitdrukt, is dat wie in zijn hoofd en hart vrij blijft, niet vernederd worden kán. En dat degene die anderen vernedert, in wezen alleen zichzelf omlaag haalt.

 

Niet verhard, maar gehard

“Onze ondergang, onze waarschijnlijk ellendige ondergang, die nu al begonnen is in de vele kleine dingen van het dagelijks leven, heb ik regelrecht in de ogen gezien en de mogelijkheid daarvan heeft een plaats in mijn levensgevoel gekregen, zonder dat mijn levensgevoel daardoor in kracht verminderd is. Ik ben niet verbitterd en ik ben niet opstandig, ik ben ook niet meer moedeloos en geresigneerd ben ik helemaal niet. Mijn groei gaat even onbelemmerd door, van dag tot dag, óók met die vernietigingsmogelijkheid voor ogen.” Hillesum schrijft het op 3 juli 1942 op. Twee dagen daarna vallen bij de eerste Joden in Amsterdam oproepen in de bus voor ‘verplichte tewerkstelling’ in Duitsland. In werkelijkheid gaan ze hun vernietiging tegemoet. Hillesum kiest ervoor niet onder te duiken en vertrekt naar ‘doorgangskamp’ Westerbork. Daar hoopt ze andere Joden bij te staan. Ze zal er blijven totdat ze op 7 september 1943 zelf op transport wordt gesteld. Ze toont in dit fragment de ultieme stoïcijnse soevereiniteit… Accepteren wat onvermijdelijk is, hoe onaangenaam je dat ook vindt. Maar ook actie ondernemen om verder te groeien, en iets goeds te betekenen voor de wereld om je heen. Of, zoals ze het zelf schrijft op een andere plek in haar dagboek: ‘Gehard, goed te onderscheiden van verhard’.

 

 

 

 

 

 

Bij sommigen de roes, bij anderen de kater. Voor mij is vandaag vooral duidelijk geworden dat links in dit land zijn laatste kans heeft gehad, en gemist. Wie hier een meerderheid wil veroveren, dient te begrijpen wat de wensen en grenzen zijn van de meeste Nederlanders. In plaats van te suggereren dat ze niet deugen, probeert zij mensen te begrijpen. En ze een beter verhaal te bieden dan het gros van de elite – inclusief Wilders – hen tot nu toe geboden heeft. Dat verhaal kan niet om de crisis van het klimaat heen; maar ook niet om de afkeer van lastenverzwaringen of de weerzin tegen Woke. Het zal niet langer een links versus een rechts antwoord zijn, maar een dat liefde voor concrete mensen koppelt aan de keiharde bereidheid om elites aan te pakken. En dat antwoord komt uiteindelijk niet van Haagse politici, zelfs niet als die de beste bedoelingen koesteren. Het wordt hoog tijd dat ons populisme intelligent en vooruitziend wordt. Ja, dat kan.

Vandaag stem ik voor het eerst in dertien jaar op een PvdA’er. Juist ja: Frans Timmermans. Ik heb op de Partij voor de Dieren gestemd, GroenLinks, SP en de ChristenUnie. Eén keer eerder stemde ik op de Partij van de Arbeid, op 9 juni 2010. Dat was de verkiezing waarbij Job Cohen het met één zeteltje verschil verloor van Mark Rutte. Vier kabinetten met de aimabele maar visieloze VVD-leider volgden, omdat tachtigduizend linkse kiezers te weinig die dag in 2010 strategisch stemden.

 

De zaak van het klimaat

Vandaag gaat het echt ergens om. Wordt het opnieuw VVD, of zelfs Wilders die de grootste wordt? Met ‘harde’ symboolpolitiek tegen alles wat niet 100% Hollands is, en boterzacht beleid oog in oog met de klimaatcrisis? Of wordt het Omtzigt, die dan waarschijnlijk ook over rechts gaat? Wat mij betreft is er één topprioriteit en dat is de zaak van het klimaat. Milieu is het veiligheidsprobleem van de 21e eeuw. Als we nu niet doorpakken, ziet de toekomst voor onze kinderen en kleinkinderen er niet florissant uit, om nog maar te zwijgen over degenen die nu in de arme landen al lijden onder de oververhitting van de planeet.

 

Dus laat ik me niet weerhouden door alle mogelijke kritiekpuntjes die je op de kandidaat Frans Timmermans kunt uiten. Who gives a fuck hoe hij eruitziet, hoe hij praat, of wat er verder nog allemaal op hem aan te merken valt. Er ligt een programma dat zowel natuur als sociale rechtvaardigheid ten goede komt. En dat ook nog eens van twee partijen die tot nu toe altijd gescheiden hebben opgetrokken, maar nu dan eindelijk over hun schaduw heen springen.

 

Klaar voor de sprong

De vraag is of ook wij kiezers de sprong aandurven. Ik ben er klaar voor. Eindelijk komt de droom uit die ik in 2005 ontvouwde in Socialisme & Democratie: een alternatief akkoord van GroenLinks en PvdA (maar dan niet met de SP erbij, zoals ik toen nog hoopte). De droom is dus ten dele geslaagd, maar ook zo’n gedeeltelijk succes volstaat. “Zou het te veel gevraagd zijn,” schreef ik, “van de linkse drie om (…) tot een gedeelde visie te komen op het Nederland dat ze samen dromen? Zo zouden zich de contouren aftekenen van een natie die binnen en buiten de eigen grenzen welvaart helpt herverdelen, haar economie duurzaam maakt en haar burgers inspireert tot gezamenlijke actie, wat ook hun afkomst of geloof mag zijn. Zo’n Nederland zou, veel beter dan het huidige, in staat zijn te antwoorden op de uitdagingen van deze eeuw.” Tot zover Van smalle marges tot brede lanen.

 

Ja, ik droom opnieuw, met mijn ogen wijd geopend. Dat we voor het eerst in 25 jaar weer een linkse partij de grootste maken. En dan een centrumlinks kabinet krijgen dat de professionaliteit en het hart voor gewone mensen van Pieter Omtzigt combineert met de klimaatrechtvaardigheid van GroenLinks en de PvdA; en waarin verder zowel CDA, D66, Volt, SP als Partij voor de Dieren een plek kunnen vinden. Niet omdat we een kabinet nodig hebben waar ‘links’ zijn vingers bij kan aflikken. Maar omdat er oog in oog met een perfecte storm visie vereist is die verder kijkt dan de waan van de dag.