Tag Archief van: Liefde

Een paar weken geleden plaatste PSV-speler Noni Madueke een tweet die hij vrijwel meteen weer weghaalde.  Da hate be so real da love be fake. Of iets dergelijks, want de tweet is niet makkelijk terug te vinden en ik moet hier dus volstaan met mijn geheugen. Hij leek te doelen op het thuispubliek dat hem tijdens een wedstrijd tegen Sparta niet voldoende had gesteund, of zelfs had uitgejouwd. Nog geen twee weken later was de jonge Brit verkocht aan Chelsea. Toen was de boodschap een hele andere, en deze liet hij staan: “5 years donning this iconic shirt. I’ll be forever PSV“.

 

Staat van tederheid

Het zette deze filosoof-met-een-seizoenkaart aan het denken. Wat is dat toch, de liefde voor een voetbalclub? Ruim vijftien jaar terug publiceerde ik mijn eerste boek, Staat van Tederheid, over liefde als levenswijze en liefde in de politiek. Achteraf heb ik wel eens gedacht: waar haalde ik de euvele moed vandaan om een boek over dit onderwerp te schrijven? Ik had nog maar een paar jaar een fatsoenlijke relatie, en nog geen kind op te voeden: bij uitstek de twee terreinen waar je als geen ander kan laten zien wat de liefde die je in je mond neemt, werkelijk waard is. Echte liefde namelijk vraagt toewijding, inspanning en zo nodig opoffering. Ze vereist – vaak jarenlange – zorg, en levert je nachten vol zorgen op. Ze is de ijzeren wil om bij te dragen aan welzijn, ook en juist als het moeite kost. Ik zou bijna zeggen: geen woorden, maar daden.

 

Slaven met gouden ketenen

Het mag duidelijk zijn dat je van profvoetballers geen clubliefde hoeft te verwachten. Zij zijn in de regel passanten, slaven met gouden ketenen die – in tegenstelling tot ons, gewone stervelingen – kunnen worden ‘verkocht’. Eerst en vooral zijn ze bezig met hun eigen carrière, de club is daartoe een springplank. Maar is mijn en onze clubliefde dan zoveel beter? Juichen wij alleen wanneer er 90 minuten mooi gespeeld wordt, gescoord, en onze club de punten binnenhaalt? Of hangt onze liefde niet af van schoonheid en succes, maar is ze er ook als het stadion naar bier en pis ruikt? De resultaten beroerd zijn? Het spel erbarmelijk is?

 

Zonder strijd geen spel

Is liefde dan net als bij je vrouw, je man of je kind iets wat je ooit eenvoudigweg overkomen is en waar je nu je vrijheid op loslaat: het steeds weer kiezen voor die mens om wat-ie is en niet wat-ie zou moeten zijn? Bij díe liefde hoort geen haat. Niet voor spelers die net mensen zijn, en dus fouten maken. Niet voor andere clubs. Juist de fan van een club begrijpt waarom anderen supporteren, ook al is dat voor een hele andere club. En voorbij de empathie is er het eigenbelang. Je weet dat PSV, Ajax, Feyenoord en al die andere clubs alleen samen competitie hebben, een rivaliteit tot op het randje zelfs. Zonder strijd geen spel, maar dan wel… speelse strijd. Ja, dat is waarom ik naar het stadion ga. Met liefde die steeds weer tot de kern tracht te komen, met haat die geen haat heten mag.

 

 

 

 

 

Vannacht lag ik te woelen in mijn bed. Datzelfde bed waarin ik nu dit artikel schrijf, aangezien ons huis te klein is voor een werkkamer en mijn vrouw beneden naar het huiswerk van mijn dochter kijkt. Datzelfde bed van waaruit ik vanavond het eerste digitale college van mijn leven zal geven, nu ik vanwege de Coronacrisis mijn griepje maar beter binnenshuis houd. Datzelfde bed tenslotte waarin ik vaak ’s nachts lig te piekeren, als ik het gevoel heb dat ik de dag ervoor niet goed genoeg was. En me dan voorneem het de volgende dag beter te doen.

Het is bijna een week geleden sinds duidelijk werd dat we in een crisis zitten, het soort situatie waarover criticus (sic) Daniel Mendelsohn ooit schreef: “For what is a crisis, if not an event that forces us to distinguish between the crucial and the trivial, forces us to reveal our priorities, to apply the most rigorous criteria and judge things?” Vannacht realiseerde ik me dat ik de voorbije dagen heb gemist wat triviaal is in deze tijd, en wat daarentegen cruciaal is en dus tot mijn prioriteiten zou moeten behoren.

Ik heb me in eerste instantie vooral druk gemaakt om de opdrachten die de komende weken – en maanden? – wegvallen voor mij als zzp’er, en de inkomsten die ik daardoor misloop. Ik heb ervan gebaald dat de presentatie van mijn boek ‘De wereld omgekeerd’ over twee weken niet door kan gaan nu onze wereld ineens op haar kop staat. Ik maak me druk om mijn gezondheid nu ik kuch, hoest en me slap in de benen voel, en weet dat ik evenmin als wie dan ook immuun ben voor de minuscule ziekteverwekker die rondwaart in dit land en de rest van de wereld.

 

  1. Liefde is belangrijker dan (over)leven

Wat, zal je zeggen, is er belangrijker dan ons leven? Is er iets groters en belangrijkers om je zorgen over te maken? Laat ik allereerst vaststellen dat niets het waard is om je druk over te maken. De triviale, onbetekenende dingen zijn er niet belangrijk genoeg voor. De cruciale, betekenisvolle zaken zijn er juist te belangrijk voor: je hebt er alle energie voor nodig, en kan die dus beter niet verspillen met gestress of gepieker.

Voor mij – ik dacht het al langer te weten, maar realiseerde het me pas weer echt toen de paniek me vannacht eerst bevangen en toen weer verlaten had – is liefde ­belangrijker dan het leven zelf. Wat heeft het voor zin om je leven te rekken als je in dit leven niet bijdraagt aan welzijn, van jezelf en van de wereld om je heen? Laat ik dus bij dezen mijn dank uitspreken aan meneer of mevrouw Corona die mij eens te meer aan het verstand peutert dat ik niet koste wat kost gezond hoef te blijven, en dat het veel belangrijker is dat ik het goede doe, oog in oog met de angst en tegenslag die dit virus ons vandaag de dag presenteert.

 

  1. Home is where the heart is

Zelden maakte een crisis ons zo goed duidelijk waar precies de liefde allereerst kan worden gegeven: thuis. Het zijn nu eens niet ‘de kindertjes in Afrika’ of ‘de vluchtelingen op Lebos’, maar je vrouw en je eigen kinderen, je man of je vriend, je vriendin of je ouders om wie je je zorgen maakt en voor wie je dus wilt zorgen. Dat lijkt misschien in strijd met mijn opmerking zojuist dat liefde belangrijker dan (over)leven is. Dat is het niet.

Wanneer je liefhebt en dus graag zoveel mogelijk wilt bijdragen aan welzijn in de wereld, begin je maar beter zo nabij mogelijk, bij jezelf en bij degenen die je het vaakst ziet en voor wie je ook een verantwoordelijkheid draagt. Dáár is het waar je iets ten goede kunt betekenen, ook als je de gezondheid van je gezin maar gedeeltelijk in de hand hebt, door naar elkaar om te kijken, met elkaar te lachen (en soms te huilen, als je bijvoorbeeld de hemeltergende verhalen uit Italië hoort en niet alleen compassie voelt maar ook bang bent voor je eigen lot). Nee, misschien gaan ook wij het uiteindelijk niet redden en mogelijk ook verliezen we een geliefde aan dit virus. Maar we kunnen in elk geval tijdens de maanden van ‘huisarrest’ dichterbij elkaar komen dan we ooit kwamen, en spreken we vaker dan ooit over de telefoon met de leden van onze more extended family.

 

  1. Begin bij jezelf, maar eindig daar niet

Wat niet wil zeggen dat je al liefhebbend halt houdt bij de grenzen van je gezin en de rest van de wereld het zelf uitzoeken mag. Een van de mooiste begrippen die deze lelijke crisis ons heeft gebracht, moet wel de groepsimmuniteit zijn. Het fenomeen dat hoe meer sterke mensen Covid-19 oplopen en overleven, hoe meer zij met hun verworven weerstand het risico verkleinen dat onze zwakkere broeders en zusters door het virus besmet worden. Hadden de kracht van het collectief en de schoonheid van solidariteit ooit een betere illustratie, een die nauw verbonden is met leven en dood, en daadwerkelijke opoffering vraagt in plaats van een beroep te doen op duimpjes en hartjes via je social medium naar keuze?

We inviteren dus het virus om ons te infecteren, maar wel weer zo met mate dat onze gezondheidszorg niet wordt overvraagd. We kijken met afschuw naar degenen van ons die aan het hamsteren (en mogelijk straks aan het plunderen) slaan, ook als wij diegenen zelf zijn. We klappen voor de dokters, broeders en zusters, politiemannen en vuilnisvrouwen, en al die anderen die in tegenstelling tot de filosoof daden in plaats van woorden te bieden hebben. En we incasseren de financiële tegenvallers die ons ten deel vallen, niet omdat we voor onzekerheid gekozen hebben (zoals hier en daar een rare kwibus poneert) maar omdat de onzekerheid onvermijdelijk is en solidariteit en inventiviteit altijd mogelijk zijn. Ik weet niet of de meeste mensen deugen, ik weet wel dat we allemaal – ook als we eigenlijk deugnieten zijn – het goede kunnen doen.

 

  1. We Live on the Internet

We lived on farms. And then we lived in cities. And now we’re going to live on the Internet. Aldus medeoprichter van Facebook Sean Parker in The Social Network uit 2010. Tien jaar verder blijkt hoezeer deze – fictieve of feitelijk geuite – woorden werkelijkheid zijn geworden. Zeker wanneer het buitenleven in dorpen en steden een bedreiging is geworden omdat het tot besmetting leiden kan. En dus geef ik vanavond mijn eerste digitale college nadat ik het duizenden keren eerder ‘fysiek’ heb gedaan; krijgt mijn dochter haar opdrachten via een scherm in plaats van in de klas, met de andere kinderen om haar heen; en spreekt mijn vrouw haar cliënten telefonisch waar ze hen eerder de hand schudde. Leven op het internet is op dit moment even de enige manier om überhaupt te blijven leven en ook anderen te laten leven.

En nu de bijsluiter. Stephen Fry wees twee jaar geleden op de dubbelzinnige dynamiek van het internet. Enerzijds de enorme ontsluiting van informatie en de grenzeloze variëteit van interessante opinies, de mogelijkheid ook om te troosten of je te laten troosten door anderen die je nooit in levende lijve hebt ontmoet, de kans kortom om je te verbinden met mensen en ideeën overal ter wereld. Anderzijds: de minachting voor experts ‘met ook maar een mening’, de complottheorieën, de haat en de woede die stuk voor stuk rondzingen op (a)sociale media en die ons juist verdelen. Fry vergelijkt internet dan ook met de kruik van Pandora: de mythische bron van alle mogelijke kwalen terwijl er louter moois wordt verwacht. Maar ook, zou je nu weer kunnen vaststellen, de plek waar altijd dat ene artikel achterblijft dat we allemaal nodig hebben… de hoop.

 

  1. Verzoen jezelf met de/je natuur

De enige hoop echter die zijn naam waard is, vind je niet op het schermpje van je Iphone of MacBook. Die schuilt in de natuur. Als filosofen over ‘de natuur’ spreken, bouwen ze daarmee een bewuste ambivalentie in. ‘Natuur’ is de menselijke aard, wat mensen ten diepste zijn: het is onze natuur. ‘Natuur’ is ook wat juist níet menselijk wordt geacht: de dieren, de planten, de aarde. De klimaatcrisis herinnerde ons de voorbije jaren er al aan dat we een verstoorde relatie met (de rest van) de natuur hebben, en dat het hoog tijd wordt dat we die relatie herstellen of – misschien dat wel – eindelijk eens fatsoenlijk met de natuur leren omgaan. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat in onze menselijke natuur een paar wissels omzetten: van hebzucht, vraatzucht en antropocentrische arrogantie naar weten te delen, genoegen nemen met minder, en je plaats kennen op een aarde die zoveel ouder en grootser is dan het menselijke dier.

Nu is het de Coronacrisis die ons een lesje leert, wanneer wij tenminste bereid zijn te luisteren. Er zijn mensen die stellen dat het virus zijn kans kreeg mensen te infecteren omdat die mensen dieren (vleermuizen) aten, en dat niet in de meest hygiënische omstandigheden. Feit is dat onze wereldwijde consumptiemaatschappij – McWorld – het virus de ideale mogelijkheid verschafte zich verder te verspreiden, met dank aan massatoerisme en massavermaak, allebei vehikels van ‘intensieve menshouderij’. De schrijver Jonathan Safran Foer wijst in zijn Dieren Eten op de vlees- en visindustrie, die zodanig omgaat met dieren dat het wel tot epidemieën moet leiden, in eerste instantie onder de betrokken dieren, maar vervolgens vaak ook onder mensen. Voor mij is het de ultieme reminder dat we nooit helemaal veilig zullen zijn voor virussen, dat we dat ook nooit waren, maar dat we op zijn minst kunnen proberen ze niet zelf op te wekken. Misschien wordt het dus tijd om McWorld te vervangen door een keten van kleinschaliger samenlevingen, waarin de menselijke maat en het respect voor de aarde samengaan.

Tot zover de lessen die ik in de voorbije week van dit virus heb geleerd. Misschien herken je ze uit je eigen leven, misschien zijn ze nieuw voor je, mogelijk vind je ze nergens op slaan. Ook dat laatste is prima, dan scherpen ze wellicht je eigen (betere) ideeën. Hoe dan ook is het bijzonder dat dit virus – in China ontstaan – de twee karakters illustreert die samen het Chinese begrip ‘crisis’ vormen: chaos en kans. We zijn duidelijk niet immuun voor dit virus, en al helemaal niet voor de angsten die het losmaakt, daarin schuilt de chaos. Maar juist zijn aanwezigheid biedt ons de kans op een ander soort immuniteit: de weerstand tegen wat minder waardevol of zelfs waardeloos is, het vermogen om te geven en te delen, op internet maar vooral in het lijfelijke contact van mens tot mens. Voorlopig primair binnenshuis, en later – als we letterlijk en figuurlijk zijn ‘uitgeziekt’ – ook weer daarbuiten.

Photo by Jusdevoyage on Unsplash