Etty Hillesum, stoïcijn in de Shoah

Vandaag precies tachtig jaar terug overleed Etty Hillesum. Als Joodse Nederlandse werd ze gedeporteerd naar Auschwitz, en daar kwam ze om het leven. Waarmee meteen is aangetekend dat 30 november 1943 slechts een fictieve sterfdatum is. Zoals haar biografe Judith Koelemeijer schrijft: “Het Nederlandse Rode Kruis, dat na de oorlog voor de immense taak stond om de vermoedelijke sterfdata van Joodse slachtoffers vast te stellen, ging daarbij uit van het volgende criterium: alle vrouwen van het transport van 7 september 1943 die tussen de 16 en de 41 jaar oud waren en géén kinderen hadden, zouden – gezien de barbaarse omstandigheden in het kamp – geleefd kunnen hebben tot uiterlijk 30 november 1943. Etty behoorde bij die groep, en kreeg daarom als sterfdatum 30 november, net als alle andere niet-teruggekeerde vrouwen uit haar ‘categorie’.”

 

De school van het leven & de dood

Tot zover de bureaucratische logica. Over naar de gepassioneerde maar ook voortdurend analyserende vrouw die Hillesum was. In haar dagboeken betoont ze zich een ware stoïcijn. Maar dan niet een die haar wijsheid louter uit boeken haalt. Het is het leven van alledag waarin je je onafhankelijk maakt van wat buiten je ligt. En je rust, kracht en liefde eerst en vooral uit jezelf haalt. Het was deze school van het leven & de dood waar Etty Hillesum met vlag en wimpel afstudeerde. Evenals Edith Eger. Die andere jonge Joodse vrouw, die in tegenstelling tot Hillesum Auschwitz wél overleefde. Een eerbewijs in drie fragmenten.

 

Een onnozel verhaaltje uit de Libelle

“Volledig leven, naar buiten en naar binnen, niets van de uiterlijke realiteit opofferen ter wille van het innerlijk en ook niet andersom, ziehier een schone taak. En nu ga ik nog een onnozel verhaaltje uit de Libelle lezen en dan naar bed.” Hillesum schrijft het in haar dagboek op 25 maart 1941. Ze is net 27, en ruim twee weken daarvóór aan het dagboek begonnen. De wil tot leven spat van de pagina’s af. En dat terwijl om haar heen de Nazi-machine-des-doods alsmaar nadrukkelijker op toeren komt. Het is niet dat ze dit ontkent – het is juist haar antwoord op diezelfde dreiging. Inderdaad: ‘niets van de uiterlijke realiteit opofferen’ om een innerlijke rust te kunnen bewaren die zelfbedrog zou zijn. De rust zit juist in het trotseren van de storm. Waarbij Hillesum tegelijkertijd ervoor waakt om een ander mens te worden dan wie ze is: ziedaar het ‘ook niet andersom’. Ze is niet bereid haar innerlijke realiteit bij te schaven of te verhullen, oog in oog met de buitenwereld. En na al die hooggestemde voornemens dan dat ‘onnozel verhaaltje uit de Libelle’. Je ziet het een studeerkamerfilosoof niet snel schrijven…

 

Om te vernederen, zijn er twee nodig

Om te vernederen zijn er twee nodig. Diegene, die vernedert en diegene, die men wil vernederen en vooral: die zich láát vernederen. Ontbreekt de laatste, dus: is de passieve partij immuun voor iedere vernedering, dan verdampen die vernederingen in de lucht. Wat er overblijft, zijn alleen lastige maatregelen, die in het dagelijkse leven ingrijpen, maar geen vernederingen of verdrukkingen, die de ziel beklemmen. Men moet de Joden daartoe opvoeden.” 20 juni 1942. In de maanden daarvoor zijn de Nederlandse Joden gedwongen Jodensterren te dragen. De ene na de andere discriminerende maatregel wordt afgekondigd, en het is een kwestie van tijd voordat ze de ultieme vernedering in de bek moeten kijken… Op elkaar gepropt worden in stinkende veewagens naar de kampen, waar ze ofwel direct worden vergast ofwel worden gedwongen zich dood te werken, met hun haren afgeschoren en een nummer op de arm getatoeëerd. Wat Hillesum hier uitdrukt, is dat wie in zijn hoofd en hart vrij blijft, niet vernederd worden kán. En dat degene die anderen vernedert, in wezen alleen zichzelf omlaag haalt.

 

Niet verhard, maar gehard

“Onze ondergang, onze waarschijnlijk ellendige ondergang, die nu al begonnen is in de vele kleine dingen van het dagelijks leven, heb ik regelrecht in de ogen gezien en de mogelijkheid daarvan heeft een plaats in mijn levensgevoel gekregen, zonder dat mijn levensgevoel daardoor in kracht verminderd is. Ik ben niet verbitterd en ik ben niet opstandig, ik ben ook niet meer moedeloos en geresigneerd ben ik helemaal niet. Mijn groei gaat even onbelemmerd door, van dag tot dag, óók met die vernietigingsmogelijkheid voor ogen.” Hillesum schrijft het op 3 juli 1942 op. Twee dagen daarna vallen bij de eerste Joden in Amsterdam oproepen in de bus voor ‘verplichte tewerkstelling’ in Duitsland. In werkelijkheid gaan ze hun vernietiging tegemoet. Hillesum kiest ervoor niet onder te duiken en vertrekt naar ‘doorgangskamp’ Westerbork. Daar hoopt ze andere Joden bij te staan. Ze zal er blijven totdat ze op 7 september 1943 zelf op transport wordt gesteld. Ze toont in dit fragment de ultieme stoïcijnse soevereiniteit… Accepteren wat onvermijdelijk is, hoe onaangenaam je dat ook vindt. Maar ook actie ondernemen om verder te groeien, en iets goeds te betekenen voor de wereld om je heen. Of, zoals ze het zelf schrijft op een andere plek in haar dagboek: ‘Gehard, goed te onderscheiden van verhard’.

 

 

 

 

 

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *