Abel Herzberg, een empathische stoïcijn

“Er staat een vent op de weg met een geel gezicht en een gele snor. Hij heeft een geel gemoltonneerd mouwvest aan en een pelsmuts op het hoofd, hoewel het allang zomers weer is. Hij draagt een vuile gele broek en bruine laarzen en in zijn handen heeft hij een geweer. Hij grijnst. Ik dacht, waar heb ik hem toch meer gezien? Hij stak zijn hand uit en zei: ‘Tawarisjtsji.’ Iemand schreeuwt, en het is alsof het woord hem uit de keel wordt gescheurd: ‘Tawarisjtsji!’ Het golfde, golfde over de velden. Tawarisjtsji betekent: kameraden.”

 

Het is 23 april 1945, en zo beschrijft Abel Herzberg zijn bevrijding. Twee weken eerder is hij op de trein gezet in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Het lijkt een desperate poging van de Nazi’s om hun gevangenen uit handen te houden van de oprukkende geallieerden. Ofwel, in Herzbergs eigen woorden: “De Duitsers gaven alles prijs behalve hun prooi.”

 

Nazi-newspeak

Vanaf januari 1944 zat de jurist samen met zijn vrouw Thea gevangen in Bergen-Belsen. Het was aanvankelijk –  in Nazi-newspeak – geen vernietigings- maar een ‘uitwisselings-kamp: de Joden die hier gevangen zaten, konden worden ‘geruild’ tegen Duitsers die elders gevangen zaten. Dan nog waren ook hier de omstandigheden verschrikkelijk, zeker toen het kamp uiteindelijk verder overbevolkt raakte met alsmaar nieuwe gevangenen. Van hen kwamen uiteindelijk zo’n zeventigduizend mensen om. Waaronder Anne Frank, en haar zus Margot.

Abel en ook Thea overleefden het dus. Een jaar na de bevrijding publiceerde hij er een indrukwekkend boek over: Amor Fati. Op zich al een ironische titel, deze ‘liefde voor het lot’, nota bene door Friedrich Nietzsche gemunt in zijn Vrolijke Wetenschap. Nietzsche, de favoriete filosoof van het Nazisme. En de bedenker van nog een begrip, dat in de handen van Hitler een geheel nieuwe betekenis kreeg: de Übermensch.

 

Viktor Frankl

Het is een van de vele overeenkomsten tussen Herzberg en die andere beroemde Untermensch die de Holocaust overleefde: Viktor Frankl. Ook Frankl publiceerde in 1946 een boek over zijn kampervaringen: Ein Psycholog erlebt das Konzentrationslager. Het zou later beroemd worden onder de titel Man’s Search For Meaning. En ook Frankl citeert Nietzsche: “Kennen we het waarom van het leven, dan kunnen we met vrijwel elk hoe overweg.”

Frankl maakt duidelijk dat hij niet in een absoluut geldig en overal geldend ‘waarom’ gelooft. Het is de zin die je zelf aan je leven geeft, ook en juist als dat leven je allesbehalve toelacht. Dat waarom – of misschien beter gezegd: daarom – is wat je op de been houdt. Het kan, zegt Frankl, het terugvinden van je kind zijn. Een boek dat je nog eens wilt afronden. Die omhelzing van je omstandigheden dankzij de liefde die je erin kunt leggen… dat zou je ook weer Amor Fati kunnen noemen.

 

Stoïcijnse levenskunst

Het is precies deze stoïcijnse levenskunst uit de Universiteit van het Lijden en de Dood, die tachtig jaar verder de tand des tijds glorieus heeft doorstaan. In de verhalen van andere slachtoffers en overlevers vinden we deze evenzeer terug. Denk aan Het Achterhuis, Etty Hillesums Verstoorde leven, Primo Levi’s Is dit een mens en Edith Egers De keuze. Stuk voor stuk getuigenissen van de gruwelen die de mens de mens kan aandoen; maar, dat vooral… monumenten van veerkracht en acceptatie. Niet als doffe berusting, maar als vrijheid oog in oog met gegevenheid. Voor mij de reden om er dit jaar weer twee collegereeksen aan te wijden, bij de Volksuniversiteit en bij het HOVO.

 

Terug naar die ene fenomenale overlever: Abel Herzberg. Hoe hem beter te herdenken dan met drie van zijn eigen uitspraken, vandaag helaas niet minder actueel dan toen hij ze deed? In Amor Fati wijdt hij een zin aan zijn grote kwelgeest, kampcommandant Joseph Kramer: “Nu ben ik geen psychiater en ik kan niet verder komen dan de indruk van een leek die, zelfs als hij tegen de grond geslagen wordt, de belangstelling niet verliest voor zijn tegenstander, omdat hij weet dat deze belangstelling de eerste voorwaarde is om te zijner tijd raak en juist terug te slaan.”

 

Cognitieve empathie

In de psychologie wordt onderscheid gemaakt tussen emotionele en cognitieve empathie. De eerste veronderstelt een band doordat je meent te voelen wat de ander voelt; de tweede begrijpt wat de ander voelt zonder met hem mee te leven, laat staan aardig te vinden. Dat laatste lijkt hier van toepassing: Herzberg wil weten wat zijn vijand beweegt. Niet om hem te excuseren, maar om hem des te beter te kunnen hanteren. En desnoods… elimineren.

Een dergelijke secundaire reactie – niet impulsief vanuit je emoties reageren, hoe begrijpelijk dat ook zou zijn – is een van de basisboodschappen van de Stoa. Zeker als je er vervolgens een fatsoenlijke analyse op loslaat en er een beheerste actie op volgt. Je zou het de mensen in Israël en Palestina vandaag de dag van harte gunnen. Niet alleen voor hun eigen bestwil, maar ook voor diegenen die zij nu als hun vijand ervaren.

 

De meeste mensen deugen?

Enkele pagina’s nadat hij zich over commandant Kramer heeft gebogen, stelt Herzberg de vraag: “Is dat allemaal nu uitsluitend Duits?” Zijn antwoord is ontkennend. Hij voegt er nog twee vragen aan toe: “Zijn er niet overal heel wat meer mensen zonder overtuiging en – wat erger is – zonder vatbaarheid voor enige overtuiging dan men aanvankelijk denkt, ook onder de zogenaamd overtuigden? Bestaat er niet heel wat meer lust aan vervolging en leed dan men zich bewust is?”

Het lijkt een vloek in de kerk van ‘De meeste mensen deugen’. Wie zal het zeggen. Wat Herzberg hier volgens mij terecht vaststelt – met dit drieluik van retorische vragen – is dat velen van ons, wellicht wijzelf ook, niet allemaal even bewust bezig zijn ‘het goede’ te doen. Of dat we denken het goede te doen, maar dit niet zodanig doordacht hebben dat het bepaalde andere elementen van het mens-zijn uitvlakt. De voldoening die we soms kunnen voelen als we iets – of iemand – vernietigen. De neiging om zondebokken te vinden en op het altaar te brengen. Om eens te meer met Nietzsche te spreken: “Ach, maar al te menselijk…”

 

Meester van je geest

Er is een derde uitspraak van Abel Herzberg. Ze staat niet in Amor Fati, maar in een interview met Felix Rottenberg (Trouw, 12-01 ’19). Rottenberg, over zijn grote voorbeeld: “Tegen andere oud-kampslachtoffers zei hij: ‘Je moet van die woede af, anders hebben ze je twee maal te grazen. Eerst in het kamp, daarna als meester van je geest.’ Dat je op die manier naar je vijand kijkt, getuigt van grote wijsheid. Wat niet wil zeggen dat mensen die het niet voor elkaar krijgen dom zijn, want ze zijn chronisch ziek gemaakt. Ik heb ervan geleerd dat rancune zinloos is – in het klein hoor.”

Zowel Herzberg als Rottenberg verwoordt het perfect. Hoe begrijpelijk en terecht de woede ook mag zijn… jij hebt er uiteindelijk last van. Juist als die vijand van toen nu buiten je bereik leeft, of wellicht allang gestorven is. Tegelijkertijd is het zaak mild te zijn voor jouw woede en zeker die van anderen, die wellicht niet jouw temperament of juist gebrek daaraan hebben. En vooral wanneer je zelf geen slachtoffer bent, past stilzwijgen tegenover mensen die zoveel ergers hebben meegemaakt. Wat weer niet wil zeggen dat je van hen niets leren kan voor jouw eigen leven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *