Tag Archief van: Racisme

Soms adviseren filosofen je de dingen die je zelf ook wel had kunnen bedenken. Tot tien tellen bijvoorbeeld. Dat is wat de stoïcijn Seneca ons voorhoudt als remedie voor je eigen woede. Hij vertelt over Socrates die ooit in razernij zijn slaaf wilde slaan. Net op tijd bedacht hij zich, en zei toen: ‘Ik zou je slaan als ik niet boos was.’ De filosoof begreep dat slaan misschien niet de beste oplossing was, dat hij iets zou kunnen doen waar hij later spijt van zou krijgen en dat als hij al wilde straffen, dit misschien beter kon gebeuren op een ander moment en met een weloverwogen besluit. Seneca: “De terechtwijzing van de slaaf stelde hij uit tot het ogenblik dat hij meer bij zinnen zou zijn, op dit ogenblik wees hij zichzelf terecht.”

 

Een dichter door het stof

Ik was woedend de afgelopen week. Mijn eerste impuls was om een post op Twitter of Facebook te plaatsen. En dan tekeer te gaan tegen degenen die een dichter door het stof lieten gaan omdat ze blank is; en tegen het idee dat een mens van kleur het werk van een mens van kleur moet vertalen. Omdat alleen zij of hij de pijn van een African American zou kunnen aanvoelen en omdat te vaak donkere dichters worden overgeslagen. Ik deed het niet, en telde tot tien. Wel las ik de bijdragen van anderen die mijn gedachten en gevoelens verwoordden, deelde en likete ik ze of plaatste ik er een kort commentaar bij. En nu ik dan tot tien heb geteld, schrijf ik alsnog. Niet om tekeer te gaan en anderen terecht te wijzen, maar om het meningsverschil voorbij te gaan, mijn eigen woede en gekrenktheid ook. Ik wil een poging tot verzoening doen.

 

De Mandela van de lage landen

Het is niet dat ik de Gandhi of Mandela van de lage landen ben. Ik heb een miniem podium en een beperkt publiek, en nogal wat temperament. En laten we wel wezen: de vraag wie precies van een zekere uitgever in A’dam een bepaald gedicht mag vertalen in – hou je vast – het Nederlands, is nou ook weer niet wereldschokkend. Volgende week hebben we vast weer een andere rel waarbij mensen elkaar schuimbekkend hun waarheden in het gezicht kunnen slingeren. En ondertussen woekeren de corona- en klimaatcrisis door, of het nu Marieke Lucas Rijneveld is of een nu nog onbekende dichter met de juiste hoeveelheid pigment, die de poëzie van Amanda Gorman in fraaie woorden weet te vatten. Ik merk dat ik mijn woorden weeg, en dat ik evenveel schrap als schrijf.  Ik wil niet alsnog mijn gelijk proberen te halen of toch weer mijn woede ventileren over wat ik onzinnig en onrechtvaardig vind. Ik wil dat we als verschillende mensen die nu tegenover elkaar staan, tot elkaar komen om – welke opinies, en kleur, sekse of seksuele voorkeur we ook hebben – samen de grote problemen aan te pakken die ons bestaan bedreigen: het virus, de vernietiging van de natuur, de immense ongelijkheid tussen wie in armoede leeft en wie in overdaad.

 

Mij zie je niet in talkshows

En geloof me, beste tegenstander in dit debat: ik begrijp je best. Sterker nog, ik voel misschien niet exact dezelfde maar wel een vergelijkbare woede over onrecht en ongelijkheid. Zo’n veertig jaar geleden werd ik politiek actief en een van de zaken die mij in al die jaren het meest pijn deden was de discriminatie van anderen, in Amerika, Zuid-Afrika en in ons eigen Nederland. Daar voerde ik actie tegen, soms in betaalde dienst en veel vaker als activist. Nu dan ben ik verontwaardigd wanneer ik het gevoel heb dat we blanken afrekenen op hun blank zijn, iets wat ik evenzeer afwijs als racisme tegen wie níet blank is en iets wat bovendien de zaak van de gelijkheid niet dichterbij brengt, maar juist verder weg. Maar hé, nu dreig ik opnieuw mijn punt te gaan maken, het punt dat ik hier niet maken wil. Ook ik als blanke voel soms woede en – laat ik voor mezelf spreken – zelfs miskenning, afgunst en verongelijktheid wanneer ik moet vaststellen dat ik ondanks de talenten die ik denk te hebben, gepasseerd word en niet op het podium mag staan waar ik graag iets goeds zou bijdragen. Ik krijg geen column in een landelijke krant, ik word niet uitgenodigd voor talkshows, in tegenstelling tot vele anderen met of zonder een kleur die volgens mij lang niet altijd iets originelers hebben te vertellen en zeker ook niet per se iets constructievers. Ook ik voel me nogal eens afgewezen en genegeerd. Dat zou een band kunnen scheppen tussen ons, in plaats van een conflict. Laten we elkaars negatieve gevoelens herkennen, in plaats van ieder onze eigen negativiteit op elkaar los te laten.

 

In een vlek moet je niet wrijven

Nee, ik heb nog een beter idee. Laten we ons bevrijden van onze negativiteit en samen iets positiefs neerzetten. Ik weet dat het niet makkelijk is. ‘In een vlek moet je niet wrijven,’ luidt de traditionele wijsheid, ooit bedacht voor huisvrouwen maar ook zeer geschikt voor wijsneuzen en wijsgeren. En toch hebben we iedere keer weer de neiging om wat al lelijk is, van nog meer aandacht en vooral nog meer negativiteit te voorzien. Dat zal voor een deel komen doordat strijd altijd weer iets spannends en sensationeels heeft; doordat geweld griezelig is maar je ook een uitlaatklep biedt; en doordat we als we een goede zaak in botsing zien komen met een ‘slechte’, we helaas niet altijd de blik gericht houden op die goede zaak (keep your eyes on the prize), maar negatieve energie gaan richten op wat wij als negatief ervaren. Menselijk, maar al te menselijk.

 

Het zwarte gat dat Wilders heet

Toen ik bijna tien jaar terug onderzoek deed naar de manier waarop de journalistiek omging met het fenomeen Wilders, ontdekte ik bijvoorbeeld dat die niet zozeer heel veel aandacht kreeg van ‘rechtse’ media als het AD en De Telegraaf; maar vooral van ‘linkse’ journalisten en columnisten (en overigens ook politici) bij VARA en NOS, Volkskrant, Trouw en NRC. Op elke uitspraak van de politicus reageerden ze met woede en vooral nogal wat letters, minuten en energie, een veel en veel betere zaak waardig. Zo gingen ze mee in wat ongetwijfeld een strategie van Wilders was: stevige uitspraken doen, op of over de rand van de xenofobie, en dan aandacht en steun scoren van het publiek, met dank aan de woedende reacties van je tegenstanders. Die dus duchtig in een vlek wreven waar ze misschien beter verre van waren gebleven. Om een andere metafoor te hanteren: Wilders fungeerde als een groot zwart gat waaruit geen licht ontsnappen kon. Dat schreef ik destijds ook op in een opinieartikel voor een landelijke krant, een artikel dat – story of my life 😉 – ongepubliceerd bleef.

 

Schreeuwen in De Zwijger

Weer een kleine vijf jaar verder belandde ikzelf in zo’n zwart gat. Jihadisten vermoordden tien medewerkers van het tijdschrift Charlie Hebdo, drie politiemensen, en vier Joden in een Parijse supermarkt. Ik was… woedend. Als voormalig journalist raakte mij het afslachten van journalisten; als burger die beseft hoe belangrijk politie is voor onze veiligheid, raakte mij de moord op de politieagenten; als mens die weet heeft van de Holocaust raakte mij de antisemitische terreurdaad. Boven alles raakte mij het wezenloze nemen van levens door mensen die daarmee hun eigen leven wezenloos maakten. Ik schreef er een vlammend artikel over voor The Post Online, en werd vervolgens uitgenodigd voor een discussieavond in Pakhuis De Zwijger. Had ik het daar maar bij zwijgen gelaten. Eens te meer echter nam mijn verontwaardiging de overhand. Het ging nauwelijks over (de oorzaken van en oplossingen voor) de terreurdaad die nog geen twee weken eerder had plaatsgevonden. Het ging wel over het onrecht dat Marokkaanse Nederlanders zou treffen, de moslims die nu gevaar liepen, en de  ondervertegenwoordiging van allochtonen in de media. Ik merkte (juist: woedend) op dat er wel net journalisten waren vermoord omdat ze journalist waren en Joden omdat ze Joods waren, en dat dit me het grotere onrecht en de eerste prioriteit leek. Waarop enkele sprekers (een van hen was Farid Azarkan, die later bekend zou worden als Kamerlid van Denk) honend suggereerden dat ik een racist en islamofoob zou zijn.

 

In de hoek waar de klappen vallen

Het gaat er hier eens te meer niet om wie er gelijk had, en wie er in de hoek zit waar de klappen vallen. Ik onthield van deze schreeuwerige avond in De Zwijger vooral hoe zinloos het is om op haat met verbetenheid te reageren. Dus het eerste wat ik deed toen ik weer thuis en zo’n beetje bijgekomen was, was inzetten op verzoening en verbinding. Ik organiseerde een reeks bijeenkomsten op de School voor Journalistiek waar ik destijds werkte: zonder publiek dat bijval of afkeuring zou geven, maar mét een groepje mensen dat aan de ene kant zeer verschillend was maar waarbij voor iedereen gold… we willen verder komen, als moslim of niet-moslim, als ‘witte’ of ‘zwarte’ Nederlander, als vrouw of man. Geen hond die het verder merkte buiten het lokaal waarin wij bijeenkwamen, maar wat voelde het goed om elkaar wat beter te begrijpen… juist gezien de pijn en de woede die er aan beide kanten bestond en die soms ook precies degene betrof die aan de andere kant van de tafel zat.

 

Denk niet wit, denk niet zwart…

En toen waren we weer vijf jaar verder en ging het middenin de coronacrisis over zwart en wit op een manier die vaak ook niet verder kwam dan zwart-wit. Meer dan eens schoten de woorden door me heen die Frank Boeijen schreef nadat in 1983 de Antilliaanse Kerwin Duinmeijer was vermoord, een gebeurtenis die ik me goed herinner omdat het bij mij de doorslag gaf om actief tegen racisme te worden: ‘Denk niet wit, denk niet zwart, denk niet zwart-wit’. In 2020 was mijn woede dezelfde als die van miljoenen anderen op de wereld die de beelden van George Floyd zagen met zijn “I Can’t Breathe…” Maar in het vervolg van die woede raakte ik verdrietig en teleurgesteld over de wijze waarop dit staaltje politiegeweld werd verbonden met white privilege en Zwarte Piet. Ik schreef er op deze site en in De Telegraaf een opinieartikel over: ‘Ik ben niet je witte’. Zowel de inhoud als het feit dat ik in De Telegraaf publiceerde, kwamen me op felle persoonlijke aanvallen te staan, aanvallen die ik soms fel en persoonlijk beantwoordde. Maar toen ik mijn opponenten vroeg wat we nu eigenlijk samen doen aan de crises van deze tijd, bleek uit hun antwoorden dat we een bezorgdheid delen, en dat we wellicht het racisme-vraagstuk verschillend benaderen maar dat we op het vlak van klimaat voor een deel dezelfde keuzes maken, als veganisten bijvoorbeeld.

 

Werken aan een gedeelde droom

En nu dan dit debat over de vertaling van een gedicht inmiddels weer zo’n beetje geluwd is, realiseer ik me dat we er echt goed aan doen om de blik gericht te houden op wat ons allen bedreigt (en degenen die al achtergesteld zijn, nog net wat meer): het virus, de oververhitting van de aarde, de economische misère die kan toeslaan waar corona en klimaat kosten opleveren, en niet te vergeten de woede als gevolg van dat alles die kan uitmonden in politiek die ons alleen maar verder verdeelt. We kunnen het ook positief stellen. Laten we voorbij onze verschillen samenwerken aan een gedeelde droom: de economie van het genoeg, een waarachtige democratie, kleurenrijkdom in plaats van kleurenblindheid of zwart-wit.

 

Wat zullen we samen doen?

Ooit ontdekte ik dat ik anderen tot razernij brengen kon. Soms alleen maar met een smalend lachje (dat sommige van mijn leraren op de middelbare school zo woedend maakte dat ze me een tik om de oren gaven, andere dat ze me schreeuwend het lokaal uitstuurden). Vaker met morele veroordeling of humor-ten-koste-van. Ja, dat kun je ook als een vaardigheid zien, als een kwaliteit. Vandaag de dag vermoed ik dat wie een dergelijke gave bezit, daar maar beter geen gebruik van maakt. Liever draag ik dus niet langer bij met mijn scherpe pen, mijn splijtende woordje of mijn ongecontroleerde woede. Ik tel tot tien. En dan stel ik je die ene vraag die me mét en voorbij het verschil aan de orde lijkt: wat zullen we samen doen?

 

Photo by Kelly Searle on Unsplash

 

 

 

 

 

 

 

 

Het begint met acht minuten. Het begint maandagavond 25 mei 2020, even voor half negen in Minneapolis. Het begint met de knie van politieagent Derek Chauvin op de keel van George Floyd. Het begint met een blanke dader en een zwart slachtoffer. Nee, het begint eerder. Het begint bijna vijfhonderd jaar terug, met de slavenhandel tussen Afrika en Amerika; het gaat na 1863 verder met de onderdrukking van de vrijgemaakte slaven en hun nakomelingen; en het eindigt in een land en een wereld waar discriminatie en racisme aan de orde van de dag blijven, en wel des te meer naarmate economieën in crisis raken, zoals nu. Eindigt het daar? Nee, het gaat door en begint steeds opnieuw. Hoe schreef William Faulkner het ook alweer? The past is never dead. It’s not even past.

 

De pijn die me raakt

Ik voel mee met de pijn van George Floyd en van de mensen die hem liefhebben. Niet zoals je pijn voelt bij wie je zelf liefhebt. Twee weken terug kende ik Floyd’s naam nog niet eens, en over twee weken zullen er dagen zijn dat ik niet aan hem denk. Ik voel mee omdat het lijden van andere mensen mij kan raken, en van andere dieren eveneens (al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat het lijden van mensen van wie ik een afkeer heb of die een afkeer hebben van mij, me weer net wat minder raakt). Dit is wat we ‘empathie’ noemen, en empathie met mensen begint ermee dat je hun menselijkheid herkent. Ik heb het geluk niet in een tijd en op een plaats te leven waar mensen hun empathie reserveren voor wie dezelfde huidskleur als zijzelf heeft. Het is niet iets waar ik trots op ben, het is een geluk, een meevaller, ik zou bijna zeggen… een privilege.

O ja, had ik al verteld dat ik blank ben? Sommigen – velen, vooral in zogenaamde kwaliteitsmedia – zouden mij tegenwoordig ‘wit’ noemen. Een witte, oudere man ook nog, om het erger te maken. Maar daarover straks meer. Ik wil je eerst vertellen dat ik woedend werd bij de beelden, en het “I can’t breathe” van Floyd, wetende dat dit zijn laatste woorden waren en dat de man niets anders op zijn geweten had dan het (bewust of onbewust) betalen met een vals geldbiljet. Net als bij veel anderen wordt mijn kwaadheid versterkt door het besef dat al honderden jaren zwarte ongewapende mannen worden gedood door blanke gewapende mannen. En het besef dat in de VS nog heel wat meer zwarte – gewapende of ongewapende – mannen worden vermoord door andere zwarte gewapende mannen, in persoonlijke ruzies of bendeoorlogen, maakt deze kwaadheid niet kleiner. Empathie en de woede die uit dit inlevingsvermogen voortkomt, zijn geen rekensommetjes of resultaten van een boekhoudkundige balans. Als ze oprecht zijn, gelden ze zonder aanziens des persoons en uiten ze zich in de genezende kracht van rechtvaardigheid-in-actie, voor wie en waar dan ook.

 

Flirten met geweld en rassenhaat

Dat brengt me bij Dr. Martin Luther King. Ruim een halve eeuw geleden belichaamde hij als geen ander het verzet tegen racisme in de VS. Zou King niet zelf in 1968 als ongewapende zwarte door een gewapende blanke zijn gedood, dan had hij wellicht de voorbije weken – 91 jaar oud – demonstraties tegen politiegeweld geleid. Hij had om bestraffing van de daders gevraagd. Hij had het flirten met geweld en rassenhaat door Amerika’s president veroordeeld. Hij zou de Amerikaanse samenleving hebben bekritiseerd vanwege het gebrek aan kansen dat zij gekleurde jongeren biedt. Maar hij zou misschien ook hebben gewezen op een ongemakkelijke waarheid die de boegbeelden van Black Lives Matter of Kick Out Zwarte Piet lijkt te ontgaan: dat andere mensen veroordelen vanwege hun kleur of het veronderstelde gedrag van hun voorouders kant noch wal raakt en ons uiteindelijk geen van allen vooruithelpt.

King kwam van ver. Als kind was hij getuige van politiegeweld tegen zwarten, destijds – in de jaren dertig – nog veel ‘gewoner’ dan nu. Zijn vader zei hem dat hij toch blanken moet liefhebben omdat dat zijn ‘christelijke plicht’ was. Martin Jr. antwoordde: “Hoe kan ik een ras van mensen liefhebben die mij haten?” Het antwoord vond hij pas veel later, toen zwarte activisten zij aan zij met blanke medestrijders discriminerend busvervoer boycotten, sit-ins hielden en in de cel werden gegooid, of vermoord. King weigerde daarbij om in de rassentermen te blijven denken waarmee zowel blanke racisten schermden als een Malcolm X, die ‘de witte duivel’ als vijand zag. Toen Martin Luther King in 1963 zijn beroemde ‘I Have a Dream’-speech hield, moest hij daarin eens te meer vaststellen: “We kunnen niet tevreden zijn zolang zwarten nog het slachtoffer zijn van (…) politiebrutaliteit.” Maar hij sprak ook over zijn droom dat ooit zijn kinderen niet beoordeeld zouden worden op de kleur van hun huid, maar op de inhoud van hun karakter. Helaas hebben veel mensen deze uitspraak al zo vaak gehoord dat ze van zich laten afglijden wat hier (ook) wordt gezegd: dat je mensen, zowel blanken als zwarten, beter beoordeelt op het karakter dat ze aan de dag leggen in hun daden, in plaats van hun huidskleur te beschouwen als een beschuldigende of juist verontschuldigende factor.

 

He walked that walk

Voor mij is Martin Luther King al dertig jaar een rolmodel. Niet omdat hij zwart was, niet ondanks dat hij zwart was, maar omdat hij zei wat hij zei en deed wat hij deed. He talked that talk and he walked that walk. Toen ik politiek activist was, voerde ik actie tegen racisme en probeerde ik Kings strategie van burgerlijke ongehoorzaamheid toe te passen en te populariseren in het Wassenaar van de wereld dat we ‘Nederland’ noemen. Toen ik politiek filosoof werd, liet ik me inspireren door zijn inzichten over het goed en kwaad in de mens, over blank en zwart, over oorlog, vrede en revolutie. In drie van mijn boeken kregen ze een plaats, het laatst in ‘De Wereld Omgekeerd’. Martin Luther King vocht zonder alle ‘witten’ weg te zetten als onderdrukkers, en wees tegelijkertijd onverbloemd op de onderdrukking. Hij vocht zonder ‘zwarten’ categorisch aan te duiden als slachtoffers, en deed een beroep op hun vermogen om onrecht actief te bestrijden – gepassioneerd en moedig, maar ook redelijk en beheerst; op hun vergevingsgezindheid jegens degenen die hen onderdrukten; en last but not least… op kritische reflectie tegenover zichzelf.

Over kritische reflectie gesproken: is dit geen gevalletje van ‘culturele toe-eigening’? De bevoorrechte witte die een zwarte te hulp roept om zijn eigen zwartheid te benadrukken, en anders wel zijn morele rechtschapenheid? Van mij mag je het gerust zo noemen, als dat je blij maakt. Maar dan wil ik er wel op wijzen dat King er ook wat van kon, van ‘culturele toe-eigening’. Net als heel veel andere grote denkers overigens. Hij verslond het werk van de dode witte mannen Marx, Nietzsche en Kierkegaard. Hij verwees graag naar blanke theologen als Reinhold Niebuhr of Billy Graham. Maar het meest werd hij gegrepen door twee gekleurde denker-doeners: ene Jezus Christus, en Mahatma Gandhi. Wat je King hoogstens kunt verwijten (voor zover zo’n verwijt zin heeft), is dat vrouwelijke denkers in zijn canon ontbraken. Maar dat werd dan weer goed gemaakt door de vele vrouwelijke doeners om hem heen, waarvan Rosa Parks waarschijnlijk wel de bekendste is: de vrouw die 65 jaar geleden in opstand kwam door te blijven zitten, toen zij gemaand werd haar zitplaats af te geven aan een blanke in een overvolle bus.

Wat het Woke Woordenboek van de Hedendaagse Taal ‘culturele toe-eigening’ noemt, noem ik: wederzijdse beïnvloeding en -verrijking, datgene waardoor wij als mensen door de landen en tijden heen wijzer zijn geworden, dat wat culturen vormt en vooruithelpt. Zo ontstond klassiek, soul, rock, rap en house. Daaraan danken we wereldliteratuur, theater en film. Hierdoor ontwikkelt zich de filosofie. Het wordt pas een probleem waar er geen credits worden erkend (en uitbetaald). Maar daar hebben blanken bepaald geen patent op. Of als mensen zich parmantig in het lijden van anderen gaan wentelen, alsof ze zelf vijfhonderd jaar terug aan een stalen halsketting vanuit Nigeria op een slavenschip zijn gegooid. Wat des te potsierlijker wordt wanneer hun grootste leed in het hier en nu bestaat uit de domme maar niet per se racistisch bedoelde vraag ‘Waar kom je vandaan?’ of de wetenschap dat ergens in dit land de assistent van Sinterklaas één keer per jaar zwart wordt geschminkt. Of uit de pijn die je als ‘witte’ meent te voelen wanneer willekeurig welke ‘zwarte’ roept dat hij gekwetst is. Karel van het Reve zei het ooit al: dat iemand hard schreeuwt, wil nog niet zeggen dat hij erge pijn heeft. En ook niet per se dat iemand anders hem doelgericht pijn aan het doen is, zou je eraan kunnen toevoegen.

 

Onrecht genezen en voorkomen

Dat ligt dus heel anders bij Derek Chauvin en George Floyd, op die maandagavond meer dan twee weken terug. Daar bestond echte pijn, die ook nog eens actief werd toegediend (welbewust of gedachteloos, dat zal de rechter moeten uitmaken). Deze blanke en deze zwarte Amerikaanse man zijn voor eeuwig en onontwarbaar met elkaar verbonden in een tragische kluwen waaruit geen van beiden ooit nog ontsnapt. Met dat verschil dat Floyd het niet meer kan navertellen. Mij boeit nu maar één vraag: wat gaan we doen om gedaan onrecht te genezen en om nieuw onrecht te voorkomen? Als al die woorden die we aan wokeness hebben te danken, daarbij helpen: be my guest…

Ik vraag me echter af wat mensen dwingen om anders te praten of te schrijven en uiteindelijk te denken nu eigenlijk verbetert aan een wereld van daden en feiten. Wordt George Floyd er wonderbaarlijk door tot leven gewekt? Voorkomen we hiermee een volgend staaltje politiegeweld in de VS? Komen Marokkaanse jongens in Nederland er makkelijker door aan het werk, of – voorbij corona – in de discotheek? Wordt iemand die ronduit gelooft dat sommige ‘rassen’ superieur zijn aan andere, er ook maar enigszins door overtuigd wanneer we met z’n allen ‘wit’ in plaats van ‘blank’ zeggen, en voortdurend de mond vol hebben van ‘culturele toe-eigening’, ‘wit privilege’, ‘institutioneel racisme’, en – die klassieker uit een tijd dat marxisme nog gewoon marxisme en niet cultuurmarxisme was (ik kan het enigszins weten, als voormalig marxist): het systeem? Ik vraag me wel eens af waar de woede over woorden toch precies vandaan komt: is het omdat we geen raad weten met de werkelijk grote problemen van deze tijd – pandemieën als corona, een economische crisis die groter dreigt te worden dan die van 2008 en 1929, een daarop parasiterend populisme, en ondertussen de escalerende opwarming van de aarde? Oog in oog met dat alles moet het veel makkelijker zijn om mensen de maat te nemen op grond van wat je in een oogopslag ziet: hun kleur. Voor de aanpak van de genoemde grote problemen daarentegen moet je zelf het nodige doen en laten, en heb je geen automatische morele voorsprong gezien je huidskleur of je woordkeuze.

 

Memphis als moreel kompas

Sommigen zeggen dat om onrecht en ongelijkheid aan te pakken, we eerst dienen te (h)erkennen wat voor privileges we zelf bezitten, hoeveel beter we dus af zijn in vergelijking met anderen. Dat is op zich juist. Maar laten we dan ook het verkennen van voorrechten tot in zijn uiterste consequenties doorvoeren. Ik ben dus blank (‘wit’ in jullie woorden), man en in Nederland geboren. Ik ben hoogopgeleid. Maar ik word ook bescheiden betaald, als iemand die al jaren kiest voor deeltijdwerk en die veel van zijn arbeid – zoals het schrijven van dit artikel – gratis verricht. Mijn professionele bestaan is vergeven van afwijzingen, van geweigerde artikelen, van gesneuvelde sollicitaties en nauwelijks opgemerkte boeken. Op zijn best word ik de Vincent van Gogh van de Nederlandse filosofie: tijdens zijn leven genegeerd, daarna alom gewaardeerd (wat ik op zijn slechtst zou kunnen blijken te zijn, durf ik hier niet op te schrijven). Is dat allemaal erg? Nee, hoogstens een tikje tragikomisch. Het grootste leed uit mijn leven is te persoonlijk om te vertellen. Laten we het erop houden dat ik niemand anders dit immense ongeluk toewens.

Ben ik al met al meer bevoorrecht dan Typhoon, Sylvana Simons, Ronnie Flex of Memphis Depay, om maar een paar ‘mensen van kleur’ te benoemen? Alleen maar omdat mijn huid misschien iets lichter is dan die van hen, of ‘beter’ gezegd: omdat er bij mij geen ‘zwart bloed’ door de aderen stroomt? Is dit hoe we politiek willen bedrijven: mensen afrekenen op het geluk dat ze hebben gehad? Maar dan alleen als ze ‘wit’ zijn en niet tot jouw ‘tribe’ van politiek-correcten behoren? Feit is dat we allemaal in ons leven betere en slechtere kaarten krijgen, en die van mensen in Nederland zijn in de regel een stuk beter dan daarbuiten. Jank niet om je eigen kaarten, klaag niet over die van de ander, maar zorg zo nodig dat de kaarten eerlijker verdeeld worden en – als er niets verkeerd verdeeld is, maar je botweg pech hebt gehad – begin dan met berusting, om daarna in actie te komen. Ik kan ook wel blijven klagen dat tv-presentatoren, romanschrijvers of rappers veel meer podiums krijgen dan ik om zich te buigen over buitenlandse politiek of binnenlands beleid; ik kan me druk maken over het feit dat door velen de mee-demonstrerende voetbalmiljonair Memphis als moreel kompas wordt beschouwd… beter is het dat ik mijn eigen verantwoordelijkheid neem en doe wat me te doen staat. Juist oog in oog met het werkelijke onrecht van deze wereld.

Dit is geen pleidooi voor louter individuele verantwoordelijkheid. Ik weet dat we allemaal onze pijn, leed en tegenslagen hebben, soms simpelweg door pech, soms door welbewuste tegenwerking of als onderdeel van een systeem. Is ‘het systeem’ daarmee fout of racistisch? In de VS misschien wel, in Nederland naar mijn idee niet. Dan nog hebben we samen de taak om waar en wanneer specifieke collectieven of individuen racistisch blijken, dat recht te zetten. Maar niet door ‘witten’ als groep te beschuldigen vanwege hun bevoorrechte bestaan, en ook niet door ‘zwarten’ te verontschuldigen vanwege hun vermeend gedeelde leed. Solidariteit ontstaat niet per se uit schaamte of schuldgevoel en kan hoe dan ook niet worden afgedwongen. Ze uit zich niet in een gebrek aan ruggengraat of een gebogen hoofd, niet in vroom gevouwen handjes of een opgeheven vingertje. Ze groeit uit empathie, en die behoeft weer erkenning, en herkenning. Ze bestaat dus uit mensen die elkaar letterlijk of figuurlijk de hand reiken, met open ogen bekijken en allebei luisteren. Juist het tegenover elkaar plaatsen van ‘zwarten’ en ‘witten’ blokkeert deze herkenning en bemoeilijkt de empathie. Wat je zo bereikt in plaats van solidariteit is de nadruk op je eigen superioriteit en andermans inferioriteit. Dan ben je bij mij al aan het verkeerde adres, maar helemaal bij die mensen die veel minder geluk hebben dan ik, maar wel een vergelijkbaar gebrek aan pigment; en die niet zitten te wachten op jouw bewering dat ze ‘bevoorrecht’ en racistisch zijn; en pas kunnen deugen als ze zowel het eerste als het tweede maar even toegeven.

 

Rijmelarij met rap verwarren

Mijn shiny white face ga je niet zien bij de volgende demonstratie. Ik weiger me te melden voor mijn anderhalve-meter-matje achteraan in de massa, luisterend naar de rant van alweer een boze jongeman die rijmelarij met rap verwart en al zing-zeggend Zwarte Piet de oorlog verklaart. Het is ironisch (en tragisch) dat vandaag de dag raciale vooroordelen niet alleen te vinden zijn bij mannen met witte puntmutsen, heren met een hakenkruis op hun bovenarm of ‘foute’ politieagenten; maar ook bij zwarte en blanke extremistische ‘antiracisten’, soms zelfs bij de goedwillende jongens en meisjes die ze in hun kielzog meetrekken, gedreven door volledig terechte woede over de dood van George Floyd. De ultieme ironie – en opnieuw: tragedie – is dat zij allen met hun zwartwit-denken, het steeds maar moraliseren op grond van huidskleur, het frame hebben overgenomen van de onderdrukkers van weleer, diegenen die geloofden in ‘zuiver’ of ‘onzuiver’ bloed en die iemand ‘zwart’ noemden als zij of hij ook maar enigszins gekleurd was. Of van zwarte racisten die al decennia gewend zijn om anderen ‘meer of minder zwart’ te noemen, ‘niet zwart genoeg’ (Obama kreeg dit curieuze verwijt nogal eens), een Wigger, een Bounty of een Uncle Tom.

Ik zal niet trachten te bepalen wat anderen denken of zeggen, ik schrijf jou niet je woorden voor, en ik vertel je niet waarheen je moet gaan. Maar laat me je vertellen waar ik sta, met dank aan een man die mij een kwart eeuw geleden al inspireerde: de schrijver James Baldwin, die in de zestiger jaren niet alleen fraaie boeken schreef, maar zich ook geregeld uitsprak over rassenrelaties in de VS. Daarbij bewoog hij zich nu eens meer in de richting van Malcolm X, dan weer in die van Martin Luther King. In The Fire Next Time (1963) schreef Baldwin over andere zwarte Amerikanen, in het bijzonder de burgerrechtenactivisten onder hen: “Ik ben trots op deze mensen niet vanwege hun kleur maar om hun intelligentie, hun spirituele kracht en hun schoonheid.”

 

It’s where you’re at

Dit is precies waar het om gaat, nu niet minder dan toen, en hier in Nederland net zozeer als ‘daar’ in Amerika. Laten we anderen blijven beoordelen op wat ze doen, en laten we mild blijven in dit oordeel (iets waaraan ik mezelf in de voorgaande alinea’s ook niet steeds heb kunnen houden, polemisch en sarcastisch als ik daar soms was). Laten we hen kortom als mens blijven zien, met de tekorten die ons mensen eigen zijn, maar ook met de mogelijkheden. Vier jaar geleden kwam de documentaire I Am Not Your Negro uit: een eenzijdig beeld van zwart-blank-relaties en ook van Baldwin zelf, waarbij bijvoorbeeld zijn homoseksualiteit volledig uit beeld bleef, maar ondanks dat alles vol van observaties als pareltjes. Zoals deze: “De blanken in dit land moeten zich afvragen waarom ze eigenlijk een ‘neger’ nodig hebben. Want ik ben geen neger, maar een mens.”

Misschien kunnen ook de huidige boegbeelden van veel ‘antiracistische’ acties zich eens afvragen waarom ze eigenlijk een ‘witte’ nodig hebben. Want ik ben geen witte, maar een mens. Ik ben niet wit, zoals het papier waarop ik schrijf. Ik laat me niet reduceren tot een kleur die niet eens een kleur is, of een ras waarin ik niet geloof: en nee, dat is geen makkie omdat ik ‘wit’ en ‘dus’ bevoorrecht ben. Ik maak iedere dag vooroordelen mee, niet op de laatste plaats die van de zogenaamde antiracisten. En juist je losmaken van eeuwenoude racistische zienswijzen – ook die tegenover ‘witten’ – is lastig en wordt je lang niet altijd in dank afgenomen (het is zeker niet in de mode op dit moment in mainstream Nederland, of in het gros van zijn media). Ik zal niet het blanco vel zijn waarop jij je onvrede kunt projecteren. Ik ben niet je witte. Maar ik kan wel je broeder zijn, een medemens of zelfs een medestrijder: bijvoorbeeld als we de confrontatie aangaan met de coronacrisis, met economisch onrecht, met de vernietiging van de natuur, of met volksmenners die ons tegen elkaar proberen uit te spelen op grond van kleur, afkomst of politieke voorkeur. Bepaal zelf maar voor wat en tegen wie jij vecht. Voor mij geldt: It ain’t where you’re from, it’s where you’re at.

 

Met dank aan Paul Andersson Toussaint

Foto: Fjodor Buis.