De waarheid bestaat wel/niet
In mijn leven als filosoof zijn er van die dingen die ik zeker weet. Dat ik theoretisch opgeleid ben, maar praktisch gezien bescheiden verdien. Dat wanneer ik over de psychologie-experimenten van Stanley Milgram en Philip Zimbardo begin, er altijd wel iemand opmerkt dat volgens Rutger Bregman deze onderzoeken niet deugen. En dat als ik onverhoopt eens het woord ‘waarheid’ laat vallen, ik te horen ga krijgen dat ‘de waarheid niet bestaat’ en ‘iedereen zijn eigen waarheid heeft’.
Een adequater aanpak dan het socratisch gesprek is eigenlijk niet denkbaar voor zulke beweringen. Vraag eens even respectvol en rustig maar ook stevig en vasthoudend door, en het valt te bezien of de personen in kwestie na afloop nog steeds de stelling verkondigen die zij, hij of (preferred pronouns) hen aanvankelijk verkondigden. Dit geldt voor een mening over de waarheid niet minder dan voor een opinie over Milgram & Zimbardo of de vermeende transfobie van J.K. Rowling.
Maar bij gebrek aan de optie van een socratisch gesprek op deze plek zou ik hier toch graag een andersoortig pleidooi voor de waarheid presenteren. Dus niet een waarbij ik vriendelijk glimlachend de duimschroeven aandraai; het aan mijn ‘tegenstander’ overlaat te bewijzen dat hij geen idioot is, en ‘iemand woedend maak en tegelijkertijd hulpeloos’, zoals Nietzsche ooit Socrates’ favoriete methode omschreef. In plaats daarvan wil ik er een fundamenteel verschillend verhaal tegenover zetten, ik zou bijna zeggen: een andere waarheid. Maar dat zeg ik dan toch weer níet, omdat we het begrip ‘waarheid’ in mijn ogen maar beter stevig onderscheiden van verhalen, visies en opinies.
Met blote handen op vogeljacht
De filosofie over waarheid die naar mijn idee de tand des tijds het best heeft doorstaan, is geboren uit wanhoop en vertwijfeling. Als hij de visies van de zogenaamde presocraten heeft besproken die stuk voor stuk beweren dat waarheid nauwelijks vast te stellen valt, schrijft Aristoteles in zijn Metafysica: “Wat hieruit volgt is niet goed te verdragen. Als namelijk degenen die meer dan anderen de waarheid, voor zover die voor ons te bereiken valt, onder ogen gehad hebben – en dat zijn degenen die meer dan anderen de waarheid zoeken en liefhebben -, als uitgerekend zij tot zulke opvattingen over de waarheid gekomen zijn en dit het is wat zij over de waarheid te vertellen hebben, wat kan er dan bij mensen die een filosofische onderneming beginnen voor zorgen dat zij de moed niet opgeven? We zouden naar de waarheid zoeken alsof we met blote handen op vogeljacht waren.”
In het kielzog van zijn leermeester Plato – en diens mentor Socrates – stelt Aristoteles dan dat waarheidsvinding wel degelijk mogelijk is. Niet per se door lastige vragen te stellen of met al dan niet gespeelde bescheidenheid uit te roepen ‘Ik weet dat ik niets weet’ (waarbij Socrates aantekende vooral te bedoelen dat hij niet pretendeerde het wél te weten als hij het eens níet wist). Ook niet door het licht te hebben gezien na bevrijding uit de Platoonse grot, als ware het een soort religieuze openbaring.
In plaats daarvan bouwt Aristoteles voort op een bijna terloopse opmerking in Plato’s dialoog De sofist. Hier laat Plato voor de verandering eens niet Socrates wijze dingen zeggen, maar een niet minder verstandige ‘vreemdeling’: “De ware zin geeft jouw omstandigheden weer zoals ze werkelijk zijn.” Ziedaar de aanname dat er zoiets als een werkelijkheid bestaat, of je deze nu leuk vindt of niet, of je deze nu kent of niet, en of je er nu een ‘ware zin’ aan wijdt of een onjuistheid. In je hoofd, of in gesprek met een ander.
En dan schrijft Aristoteles verderop in de Metafysica: “onwaarheid en waarheid liggen niet in de zaken (…) maar in het verstand.” Niet de gebeurtenis, het feit, de mens of het dier is ‘waar’: deze bestaan of bestaan niet, en zijn dus al of niet werkelijk ofwel reëel. Wat wél waar of onwaar kan zijn, is het denkbeeld in je hoofd over deze gebeurtenissen, feiten, mensen of dieren. Geloof je dat jijzelf bestaat als je ook werkelijk bestaat, geloof je dat een eenhoorn bestaat als deze slechts fictie is?
Maar Aristoteles laat het niet bij de overeenstemming tussen werkelijkheid en menselijk denken. Hij tuigt bovendien een bouwwerk op van logica: de wetenschap die zich met de wetten van het denken bezighoudt. Ook die draagt bij aan de waarheid of onwaarheid van denkbeelden. Het beroemdste en misschien wel eenvoudigste voorbeeld is een redenering als de volgende, waarbij de conclusie noodzakelijk volgt uit twee veronderstellingen: A. Alle mensen zijn sterfelijk; B. Socrates is een mens; C. Socrates is sterfelijk.
Wanneer je in de Van Dale een definitie van waarheid zoekt, beland je bij precies dit ‘overeenstemmingsprincipe’ van waarheid dat we danken aan De Eerste Meester, zoals Aristoteles eerbiedig werd genoemd door bijvoorbeeld de moslimfilosofen die hem navolgden: ‘het ware; het in overeenstemming zijn van het denkbeeld met de wetten van het denken of met zijn voorwerp, van een verhaal of bericht met de zaak zoals zij is.’
Deze opvatting van waarheid sluit aan bij onze alledaagse praktijk, wat vast een verklaring zal zijn voor haar vermelding in het woordenboek, bijna 2500 jaar nadat Aristoteles leefde. Of jij je correct herinnert wat je pincode is; daadwerkelijk weet waar je sleutels zich bevinden; goed ziet of het stoplicht op rood of groen staat; accuraat inschat hoe je je zo veilig mogelijk vanaf de tiende verdieping naar de begane grond beweegt. Het zijn allemaal voorbeelden waarbij de overeenstemming tussen wat zich in je geest afspeelt en wat er daarbuiten bestaat, vaak handig en soms zelfs van levensbelang is.
Wijsgeren, wijsneuzen en nitwits
Natuurlijk heeft het denken over waarheid na Aristoteles niet stilgestaan. Er zijn ontelbaar veel andere opvattingen over waarheid ontwikkeld, die tegenwoordig met enkele tikken op je toetsenbord zijn terug te vinden. Onder zowel wijsgeren als onder wijsneuzen en nitwits (en soms zijn die drie groepen nauwelijks van elkaar te onderscheiden) is het inmiddels gebruikelijk om te beweren dat er niets zoiets bestaat als ‘de’ waarheid.
Daarbij hebben secularisering en individualisme ongetwijfeld een rol gespeeld. Op ongelovigen maak je geen indruk met het argument dat wat in het heilige boek staat of wordt verteld door rabbijn, imam, dominee of meneer pastoor, het woord van God en dus ‘absoluut waar’ is. En wanneer wij onszelf en onze eigen beleving boven de rest van de wereld stellen, is het een kleine stap naar het idee dat die beleving ‘mijn waarheid’ is.
Over mijzelf gesproken: ook ik ben een groot voorstander van zélf oordelen, relativeren en beslissen. Maar ik maak tegelijkertijd graag verschil tussen wat ik voel, denk en meen te weten; en wat daarvan wel of niet overeenstemt met de feiten. Brengen we niet langer onderscheid aan tussen ons eigen gevoel en een rationele benadering van feiten, dan liggen zelfingenomen onwetendheid en emotionele incontinentie op de loer. Gevoel boven verstand, ik boven wij, expressie boven ingetogenheid. Zou het toeval zijn dat de vorige en – zoals het zomaar kan wezen – aankomende president van de VS met zijn onverholen minachting voor hem onwelgevallige feiten precies dit alles etaleert?
De arena waar extremisten elkaar ontmoeten
Er is nóg een wereld waarin de waarheid op dit moment ver te zoeken lijkt. En ook in die wereld speelt De-Grote-Oranje-Ontkenner-van-realiteiten een hoofdrol. Het is de arena waar extremisten elkaar ontmoeten: of dit nu rechts-radicale complotdenkers zijn of their enemies they love to hate… politiek-correcte moraalridders die hun betere wereld bouwen op het gebruik van de juiste (voornaam-)woorden en het verketteren van degenen die er ‘verkeerde’ gedachten op na houden.
Beide groepen lijken in hun overtuiging dat zijzelf het bij het goede eind hebben, niet langer open te staan voor feiten die daar slecht bij passen. Het gaat op voor wie onbelemmerd wil blijven consumeren en daarom de klimaatcrisis ontkent; en voor wie eindelijk het kapitalisme wil afschaffen en daarom wel moet geloven dat alleen kapitalisme die klimaatcrisis veroorzaakt. Het geldt voor wie het fijner zou vinden als er geen mannen en vrouwen, vaders en moeders bestaan en dus spreekt over ‘personen met een baarmoeder’ of ‘mensen met een penis’. Maar ook voor wie niet verder komt dan ‘je bent óf man óf vrouw, en dus gedraag je je als een vent of vrouw’. Alsof dit voor eens, altijd en overal vast zou staan.
Het extremisme van wie de werkelijkheid misvormt ten gunste van zijn eigen ideologie gaat echter nog verder. Hij is niet alleen geneigd om uit het oog te verliezen wat hij liever niet ziet: hij is ook bereid om anderen te doen geloven wat hij wil dat ze geloven. En zo doet zich de paradox voor dat juist de grootste moralisten – degenen die er heilig van overtuigd zijn dat zij weten wat goed is – vaak de ergste machiavellisten zijn: bereid om leugens, verzwijgingen en verdraaiingen te gebruiken ten dienste van ‘het goede doel’. Veel verder verwijderd van waarheidsvinding kun je nauwelijks raken.
Geen mens, maar een machine
Maar misschien is de grootste vijand van waarheid in deze tijd, wel geen mens maar een machine. Of moeten we zeggen… een machine in dienst van bepaalde mensen? Het is de deepfake-technologie: digitaal gemanipuleerde video, waarmee je mensen iets kan laten doen of zeggen wat ze nooit werkelijk gedaan of gezegd hebben. De premier die ‘zichzelf’ ineens racistische uitspraken hoort doen die hij nooit in de mond zou nemen. De presentatrice die gechanteerd wordt met ‘seks’ die ze nooit echt heeft gehad. Of de geweldsdaad die geënsceneerd is, maar resulteert in verontwaardiging en maar al te reëel geweld als gevolg van virtueel vervaardigde verontwaardiging…
Het gevolg van deepfake is – om het maar even duur-filosofisch te formuleren – een epistemologische hel. Waar de epistemologie ons binnen de filosofie al millennia helpt vast te stellen hoe we tot waarheid kunnen komen, zorgt deepfake-technologie er binnen enkele decennia voor dat je niet langer je ogen, oren of verstand kunt vertrouwen en dat – in elk geval op het scherm waarop we tegenwoordig zo’n groot deel van onze dag doorbrengen – niets nog zeker is. Well, so much for truth.
Het maar al te echte kwaad
Een glimp uit de werkelijkheid, mijlenver verwijderd van deepfake en fake nieuws: vrijdagochtend veertien december 2012 schiet de twintigjarige Adam Lanza zijn moeder dood in haar huis in Newtown, Connecticut. Voorzien van een kogelvrij vest en drie semiautomatische wapens rijdt hij naar de nabije Sandy Hook basisschool. Daar vermoordt hij zes personeelsleden en twintig kinderen, allemaal zes of zeven jaar oud. Tenslotte doodt hij met zijn geweer zichzelf. ‘Vandaag heeft het kwaad deze gemeenschap bezocht,’ zegt gouverneur Dan Malloy die middag.
Helaas voor de nabestaanden laat het kwaad het niet bij dit eendaagse bezoek. Bijna tien jaar lang zal de bekende complotdenker Alex Jones verkondigen dat Sandy Hook ‘volledig fake’ is. Op zijn site InfoWars – door miljoenen mensen bekeken – gaat hij zelfs zover te beweren dat de kinderen springlevend zouden zijn; en hun ouders door de Deep State betaalde acteurs. Uiteindelijk blijkt één op de vier Amerikanen dit te geloven.
Een groep ouders daagt Jones voor de rechter. Die veroordeelt hem in 2022 tot het betalen van bijna 1 miljard dollar aan de nabestaanden. Een cruciaal moment in de confrontatie tussen de complotdenker en de ouders vindt plaats op 2 augustus dat jaar. Dan neemt Scarlett Lewis plaats tegenover Alex Jones. Lewis is de moeder van een van de slachtoffers, de zesjarige Jesse. Het is een hallucinante gebeurtenis, waarbij Lewis lijkt te moeten bewijzen dat haar kind geleefd heeft en dat zij nog iedere dag moet overleven, met een pijn die alleen maar erger is geworden door Alex Jones’ leugens.
Deze getuigenis is meer dan alleen de hartenkreet van een moeder. Het is een hartstochtelijk pleidooi voor het bestaan en het belang van waarheid. “Waarheid is onmisbaar in onze wereld. Waarheid is waarop we onze werkelijkheid baseren. We moeten het daarover eens zijn, om een samenleving te hebben. Sandy Hook is een harde waarheid, een keiharde waarheid. (…) Ik begrijp dat mensen er niet in willen geloven, ikzelf zou het liever niet geloven. (…) Maar dat een kwart van de Amerikanen aan Sandy Hook twijfelt en aan de feiten eromheen, helpt niet om onze kinderen veilig te houden.”
Hier slaat Scarlett Lewis de spijker op zijn kop. Waarheidsvinding is geen tijdverdrijf voor bleekneuzige filosofen. Weten wat de werkelijkheid is – of die zich nu aandient als een gevaarlijk dier, een kwaadaardig mens, giftig of juist gezond voedsel – is nodig om te overleven. Redelijk en rationeel denken helpt je daarbij. Dat geldt voor inschattingen van de realiteit zoals ze is, maar ook voor het streven naar de realiteit zoals ze kan zijn: denk aan de meest adequate reactie op de schietpartij van Sandy Hook, de terreuraanslagen van 7 oktober 2023, of de Israëlische bombardementen daarna. Reageer je door realiteiten te ontkennen en door blind om je heen te slaan? Of antwoord je met kennis van feiten en inzicht in oorzaak-gevolg-relaties of in maar al te menselijke emoties? Het maakt het verschil tussen leven of sterven, verscheuren of verbinden, escaleren of oplossen.
Recht op je eigen opinies, niet op je eigen feiten
Waarheidsvinding is bovendien essentieel om fatsoenlijk samen te leven. Want waarheid is niet alleen weten wat er werkelijk speelt en daar verstandig op reageren. Het is ook correct proberen in te schatten wat goed is voor jou en voor anderen. Het is op dat morele terrein, bij die geografie van goed en kwaad, dat zich voorbij de feiten verschillende visies aandienen en je pas in de praktijk merkt wat er goed of slecht uitpakt. In tegenstelling tot feitelijke waarheid, die soms al lastig genoeg valt vast te stellen, is het bij een dergelijke morele waarheid nog moeilijker om aan te geven wie ‘gelijk’ heeft.
In dat geval past vooral respect voor andermans inschatting van wat goed of slecht is, als hij die tenminste enigszins beargumenteren kan. En dient zich eens te meer de oneliner aan van de Amerikaanse senator Daniel Moynihan, die ooit oog in oog met een niet bijster integere tegenstander zou hebben opgemerkt: “Je hebt recht op je eigen opinies, niet op je eigen feiten.” (waarbij de ironie overigens is dat deze uitspraak van Moynihan niet kan worden getraceerd, en het dus wellicht onwaar blijkt dat het zijn woorden waren).
Ik weet niet zeker of mijn visie op waarheid de juiste is. Niettemin geloof ik er hartstochtelijk in. Tot ze overtuigend wordt weersproken. En tot dat moment probeer ik de feiten te accepteren zoals ze zijn, ook als ze onaangenaam en confronterend ogen. Daarnaast accepteer ik dat iedereen haar eigen interpretaties op die feiten kan loslaten. De waarheid is nooit mijn exclusieve waarheid: ik heb haar niet in bezit, ik krijg haar zelfs niet in bruikleen. Op z’n best ken ik haar soms, of benader ik haar slechts, waarop ze me vervolgens weer ontglipt. Daar vrede mee hebben, dat is de kunst. Denk-ik.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!