Tag Archief van: filosofie

Het zal de meeste mensen zijn ontgaan, bezorgd als ze zijn om hun eigen gezondheid of die van hun geliefden, maar achter de schermen van de coronacrisis woedt een strijd tussen deontologen en consequentialisten. Het is een filosofisch en ethisch debat, maar dan wel een dat allerminst academisch is. Wat ter discussie staat, is namelijk de huidige (al dan niet ‘intelligente’) lockdown en de levens die deze politieke keuze redt dan wel kost.

De eerste groep – die van de ‘plichtethiek’ – volgt het devies van Immanuel Kant dat het goede doen neerkomt op gehoorzamen aan absolute, altijd en overal geldende plichten. De plicht bijvoorbeeld om levens te redden, want het was ook Kant die stelde dat het mens-zijn een doel op zich was en nooit alleen een middel tot iets anders. Hoogleraar ethiek aan de UvA Beate Roessler stelde het afgelopen zaterdag in de Volkskrant als volgt: “Wat ik mooi vind, is dat de meeste politici in Nederland nu kantiaans redeneren, namelijk: we moeten elk afzonderlijk leven respecteren en alles doen om dat te redden.” Anderhalve meter afstand, thuisblijven, niet met meer dan drie mensen ‘samenscholen’, in je elleboog niezen… alles om menselijke levens te bewaren, niet alleen die van jezelf, maar zeker ook die van anderen.

Ik waag te betwijfelen of Mark Rutte er Kants Fundering voor de metafysica van de zeden of de Kritiek van de praktische rede op heeft nageslagen toen hij tot zijn ‘intelligente lockdown’ besloot. Dan nog heeft Roessler gelijk dat mensenlevens bij dit kabinet voorop lijken te staan. Een andere optie zou die van het ‘consequentialisme’ zijn: keuzes maken tussen ‘goed’ en ‘slecht’ op basis van de mogelijke consequenties ofwel gevolgen. Zo’n perspectief werd in diezelfde Volkskrant van zaterdag door Frank Kalshoven bepleit: “Uit welke beleidsopties kunnen we kiezen? En wat zouden hiervan dan de gevolgen zijn? (…) het heropenen van kinderopvang en scholen veroorzaakt (iets) meer besmettingen, maar beperkt de schade aan de economie, en doet minder afbreuk aan het welbevinden van ouders. Dit soort afwegingen is niet voor gevoelige zielen. Tot nu toe is de indamming van besmettingen verabsoluteerd.”

Provocerender nog werd een dergelijke ‘absolutistische’ indammingspolitiek afgewezen door filosoof en psychiater Damiaan Denys. Op 12 maart al reageerde hij op de eerste beperkende maatregelen van het kabinet: “(…) het coronavirus infecteert mensen boven de 70 en de 80 jaar. Dat is misschien een gezonde correctie op het feit dat we veel te lang leven.” Afgelopen zaterdag voegde hij eraan toe: “Realiseren we ons dat we nu een jongere generatie mensen belasten met de problemen om deze oudere mensen nu te redden?” Zo’n oog voor de gevolgen van ‘koste wat kost levens redden’ kan harteloos klinken, en is in dit geval feitelijk ook niet helemaal juist aangezien corona niet alleen ouderen treft. En bovendien: waarom zouden (ook wanneer je gevolgen met elkaar vergelijkt) de levens van ouderen per definitie minder waard zijn dan de levens van jongeren?

Niettemin hebben consequentialisten ook een punt, met hun aandacht voor de negatieve en soms zelfs fatale gevolgen van maatregelen die op het eerste gezicht moreel hoogstaand lijken. Dat is bijvoorbeeld ook de visie van hoogleraar Besturen van Veiligheid Ira Helsloot, die gisteren in Het Financieele Dagblad werd geciteerd: “Elke week dat we hiermee doorgaan, kost tienduizenden extra levensjaren.” Helsloot wijst op kankerpatiënten die nu moeten wachten op behandeling of mensen die werkloos raken en wier levensverwachting daardoor afneemt.

Opvallend genoeg ontbrak in het morele debat over de kabinetskeuzes tot nog toe de derde ethische hoofdstroom: die van de deugdenethiek. Het was bijna 2500 jaar geleden – ver voordat Kant zijn plichtsethiek formuleerde, en Jeremy Bentham zijn ‘grootste geluk voor het grootste aantal’ – de Griekse godfather van de ethiek Aristoteles die aangaf dat wie het goede wil doen, maar beter zijn eigen goede eigenschappen ofwel ‘deugden’ kan trainen. Daarbij kun je denken aan dapperheid, vrijgevigheid of ‘rechtvaardigheid’: dat je niet meer, maar ook niet minder neemt dan je toekomt. Wat de deugden steeds gemeen hebben bij Aristoteles, is dat ze ‘het juiste midden’ beogen.

Vandaag, middenin de coronacrisis en het ethische debat dat daarover woedt, zouden we ons voordeel kunnen doen met precies zo’n balans tussen verschillende uitersten. Bijvoorbeeld ook het idee dat je eindeloos en mateloos levens moet redden en dat je daar zowel welvaart als vrijheid voor opoffert. Het is uitgerekend een arts – én filosoof – Marli Huijer die dit vaststelde: “de obsessie met het vermijden van alle risico’s is buitenproportioneel. We zullen moeten accepteren dat mensen overlijden. (…) Als mensen moeten kiezen tussen bewegingsvrijheid, contact, een sociaal leven; of inperking van die vrijheden en bescherming dan weet ik het zo net nog niet. Je kunt geen samenleving hebben waarin nooit meer iemand ziek is en alle risico’s zijn geëlimineerd. Dat is nog slechts een ‘leving’. (…) We zullen moeten accepteren dat risico’s bij het leven horen, en – hoe verdrietig ook – ook het risico van de dood.”

Ikzelf geloof in het nut van alle drie de ethische richtingen, juist in tijden als deze. De plichtsethiek maakt terecht duidelijk dat het belangrijk is om beginselvast te zijn, en Kant heeft als weinig anderen benadrukt hoe logisch en rechtvaardig het is om anderen hetzelfde leven te gunnen dat je voor jezelf zo elementair acht. Consequentialisten als Bentham en John Stuart Mill geven ons mee dat juiste intenties zonder oog voor de consequenties steriel zijn en dat je soms bereid moet zijn levens te offeren om veel meer levens te redden (hetgeen we bijvoorbeeld in tijden van oorlog onze soldaten opleggen). Van deugdenethici ten slotte kunnen we leren dat juiste morele keuzes niet met een calculator of plichtenlijstje in de hand gemaakt worden, en dat je de kans vergroot op het goede handelen wanneer je mensen hun eigen oprechtheid of rechtvaardigheid laat ontwikkelen.

Ik baseer mijn keuzes dan ook op wat ik in  De Wereld Omgekeerd een ‘Ethiek-3.0’ heb genoemd. Zo’n ethiek neemt het beste mee van deontologie, consequentialisme en deugdenleer. En, dat vooral, zo’n ethiek kan je helpen om in een crisis als de huidige het slechte te laten en het goede te doen. Mij schijnt het toe dat Rutte en de zijnen ook zonder hulp van de heren en dames filosofen (inclusief mijzelf) heel aardig het midden weten te houden tussen absolute lockdown die kantiaans valt te verdedigen of totaal ‘laissez faire’ met een beroep op welvaartsbehoud à la Bentham & Mill. Iets heel anders is de vraag – ook dat is een ethisch debat van jewelste – of deze crisis het beste of het slechtste in ons gewone stervelingen naar boven haalt, met andere woorden: in hoeverre de meesten van ons deugen, of dat we deugnieten zijn. Over die vraag buig ik me in een volgende blog.

Lockdown. Na ‘corona’ is dit hard op weg het woord van het jaar te worden. Met een gretigheid die catastrofilie doet vermoeden, roepen sommigen erom, als het even kan geïllustreerd met foto’s van mensen – De Anderen – die te weinig afstand houden. Een lockdown… Als het nodig is, is het nodig, zou ik zeggen. En laten we daarbij vooral de inzichten volgen van mensen die het weten kunnen. Wat weer iets anders is dan na zeventien miljoen virologen nu zeventien miljoen jaknikkers en verklikkers aan te wijzen. Of zestien miljoen gedetineerden, en een miljoen cipiers, als er eenmaal mensen opgesloten moeten worden.

Ik moet bekennen dat er nog een neiging is, een waaraan ik mezelf zo nu en dan schuldig maak. Dat is het zo snel en absoluut mogelijk aanwijzen van De-Les-Die-We-Van-Deze-Crisis-Moeten-Leren, inclusief de enige echte oorzaak en dito oplossing. Het nauwelijks verhulde verlangen dat na deze pijnlijke periode een volledig vernieuwde mens en -maatschappij hun intrede zullen doen. Eerst levertraan, dan beter leven. Doordat we eindelijk naar Moeder Aarde gaan luisteren (ik citeer hier met enige schaamte mezelf); doordat we het kapitalisme nu wel gaan afschaffen, nadat we die kans bij de kredietcrisis hebben gemist; of doordat we weer lekker behaaglijk De Gemeenschap omhelzen en ‘ons’ individualisme het raam uitgooien.

 

Uitzitten, uitzieken, uitzoeken

Ofwel, zoals Seije Slager het treffend in Trouw formuleerde, afgelopen zaterdag: “(…) met hoeveel gemak we de tekenreeks SARS-CoV-2 decoderen tot een nieuw bewijsstuk voor een overtuiging die we al langer dienden.” Overigens is dat nog maar één kant van het verhaal. Wat ook meespeelt, is dat we met z’n allen zo verslingerd zijn geraakt aan het constant meningen de (social) media in slingeren, dat nog maar weinigen van ons bereid zijn de crisis even de crisis te laten en onze grootse oordelen voor veel later te bewaren, wanneer het stof is opgetrokken. De Uil van Minerva, weet u nog? Wat wél te doen? Ik kan het niet beter zeggen dan Marco Evenhuis, die op Facebook schreef: “Misschien eerst de crisis ‘s even goed uitzitten en uitzieken alvorens we wijs gaan doen over waar het heen moet en in select gezelschap bepalen wat het beste voor ons is.”

Evenhuis heeft hier gewoonweg gelijk, en toen ik het las voelde ik me dus een beetje een sukkel, omdat ikzelf de voorbije weken ook zo ‘wijs’ heb lopen doen. Tegelijkertijd geloof ik dat het belangrijk is om na – of naast – het uitzitten en uitzieken ook uit te zoeken welke lessen we uit deze crisis kunnen leren. Het voordeel van de vele opdrachten die ik in deze tijd misloop is in elk geval dat ik de tijd heb om over die lessen na te denken. En in mijn geval – als iemand die geen Covid-19-patiënten kan genezen en ook al geen coronavaccin kan ontwikkelen – betekent dat: woorden en beelden bieden waardoor we deze crisis beter begrijpen en er in die zin ook meer grip op krijgen. Het betekent waarheden trachten aan te reiken die ons houvast, troost en richting geven. Het is: filosoferen.

 

De noodzaak van het filosoferen

In de honderden colleges die ik de voorbije jaren heb gegeven bij The School of Life is er altijd wel iemand die over filosofie zegt dat het een luxe is. Een Eerste-Werelddingetje, zeg maar, voor wie zich geen zorgen hoeft te maken over leven en dood, overleven of creperen, gezondheid of levensbedreigende ziekte. I beg to differ. Voor mij is filosoferen diepgaand nadenken over hoe je leeft, waarom je zo leeft, en op welke wijze je anders zou kunnen leven. En het is vervolgens dat doen, en het beleven. Het zijn geen filosofietjes en theorietjes, het is levenswijsheid die je omzet in een levenswijze.

Het is bijvoorbeeld wat Abel Herzberg schijnt te hebben gezegd nadat hij het concentratiekamp Bergen-Belsen had overleefd, tegen andere kampslachtoffers: “Je moet van die woede af, anders hebben ze je tweemaal te grazen. Eerst in het kamp, daarna als meester van je geest.” De filosofie die mij inspireert, las ik bij Aristoteles, Nietzsche of Arendt; maar hoorde ik ook bij ervaringsdeskundigen als Herzberg of de activisten die ik in Latijns-Amerika interviewde: verzetsstrijders die twaalf jaar lang gemarteld waren en het alleen vol hielden door hun stoïcisme, of Dwaze Moeders die worstelden met pijn en wrok, haat en liefde nadat ze hun mannen of kinderen verloren hadden. Dit is het soort filosofie dat niet tracht indruk te maken door dikke boeken in te slikken en te herkauwen, door dure woorden te gebruiken en chique namen te noemen, maar dat de kleine en grote vragen van ons leven serieus neemt en beantwoordt.

 

Tegenover de tunnelvisie de openheid

Filosofie is er dus niet alleen wanneer crises vermeden worden en de pijn afwezig is: je hebt haar juist nodig in het concentratiekamp, tijdens de hongersnood of in welke situatie dan ook waar het je aan gemak en plezier ontbreekt. Daar behoef je het denken meer dan ooit: om de ongedachte en ongewenste situatie tegemoet te treden. En dat brengt me weer op deze coronacrisis en haar (dreiging van) lockdown. De lockdown is niet alleen de feitelijke situatie waarin we gebouwen of gebieden niet meer mogen betreden, of juist niet meer mogen verlaten. Het is ook de geestelijke afsluiting: het gefixeerd raken op één ding, op één perspectief, op één oplossing, op één zondebok of schuldige. Tegenover die tunnelvisie plaats ik de openheid, het open staan voor verschillende oorzaken, oplossingen en inzichten.

Dat is niet zozeer een vermaning aan anderen die minder open en ‘verlicht’ dan ikzelf zouden zijn. Ik wil graag mijn eigen bekrompenheid signaleren en corrigeren. Dus terwijl ik hier in een aangenaam huisarrest verkeer – met naast me op de bank mijn dochter die aan een andere laptop haar huiswerk maakt en boven me op de slaapkamer mijn vrouw die haar werk doet – neem ik mezelf voor open te staan voor alle verschillende wijsheden die de filosofie bieden kan. Ook de wijsheden die me misschien minder sympathiek voorkomen, zoals de reële mogelijkheid dat ook deze crisis ons niet werkelijk wijzer zal maken (een wijs man heeft ooit gezegd: het enige wat we van de geschiedenis leren, is dat we niets van de geschiedenis leren); of dat een volledige lockdown nu echt de beste optie zou kunnen zijn, hoezeer we ons ook tegen dit idee verzetten omdat politici als Wilders en Baudet het bepleiten.

 

De wereld omgekeerd

Over een week verschijnt mijn boek ‘De wereld omgekeerd’. Het is – voor mij althans – een tikje tragisch dat onze wereld inmiddels zo op haar kop staat, dat mijn feestje rondom dit boek over de omgekeerde wereld is afgelast. Tegelijkertijd voel ik het voorrecht en de verantwoordelijkheid om exact dat te doen wat ik ook in dit boek al deed: zo diepgaand mogelijk nadenken over de wereld waarin we leven, en dat zo toegankelijk en aantrekkelijk mogelijk uitleggen. Lockdown? Open up!

Vannacht lag ik te woelen in mijn bed. Datzelfde bed waarin ik nu dit artikel schrijf, aangezien ons huis te klein is voor een werkkamer en mijn vrouw beneden naar het huiswerk van mijn dochter kijkt. Datzelfde bed van waaruit ik vanavond het eerste digitale college van mijn leven zal geven, nu ik vanwege de Coronacrisis mijn griepje maar beter binnenshuis houd. Datzelfde bed tenslotte waarin ik vaak ’s nachts lig te piekeren, als ik het gevoel heb dat ik de dag ervoor niet goed genoeg was. En me dan voorneem het de volgende dag beter te doen.

Het is bijna een week geleden sinds duidelijk werd dat we in een crisis zitten, het soort situatie waarover criticus (sic) Daniel Mendelsohn ooit schreef: “For what is a crisis, if not an event that forces us to distinguish between the crucial and the trivial, forces us to reveal our priorities, to apply the most rigorous criteria and judge things?” Vannacht realiseerde ik me dat ik de voorbije dagen heb gemist wat triviaal is in deze tijd, en wat daarentegen cruciaal is en dus tot mijn prioriteiten zou moeten behoren.

Ik heb me in eerste instantie vooral druk gemaakt om de opdrachten die de komende weken – en maanden? – wegvallen voor mij als zzp’er, en de inkomsten die ik daardoor misloop. Ik heb ervan gebaald dat de presentatie van mijn boek ‘De wereld omgekeerd’ over twee weken niet door kan gaan nu onze wereld ineens op haar kop staat. Ik maak me druk om mijn gezondheid nu ik kuch, hoest en me slap in de benen voel, en weet dat ik evenmin als wie dan ook immuun ben voor de minuscule ziekteverwekker die rondwaart in dit land en de rest van de wereld.

 

  1. Liefde is belangrijker dan (over)leven

Wat, zal je zeggen, is er belangrijker dan ons leven? Is er iets groters en belangrijkers om je zorgen over te maken? Laat ik allereerst vaststellen dat niets het waard is om je druk over te maken. De triviale, onbetekenende dingen zijn er niet belangrijk genoeg voor. De cruciale, betekenisvolle zaken zijn er juist te belangrijk voor: je hebt er alle energie voor nodig, en kan die dus beter niet verspillen met gestress of gepieker.

Voor mij – ik dacht het al langer te weten, maar realiseerde het me pas weer echt toen de paniek me vannacht eerst bevangen en toen weer verlaten had – is liefde ­belangrijker dan het leven zelf. Wat heeft het voor zin om je leven te rekken als je in dit leven niet bijdraagt aan welzijn, van jezelf en van de wereld om je heen? Laat ik dus bij dezen mijn dank uitspreken aan meneer of mevrouw Corona die mij eens te meer aan het verstand peutert dat ik niet koste wat kost gezond hoef te blijven, en dat het veel belangrijker is dat ik het goede doe, oog in oog met de angst en tegenslag die dit virus ons vandaag de dag presenteert.

 

  1. Home is where the heart is

Zelden maakte een crisis ons zo goed duidelijk waar precies de liefde allereerst kan worden gegeven: thuis. Het zijn nu eens niet ‘de kindertjes in Afrika’ of ‘de vluchtelingen op Lebos’, maar je vrouw en je eigen kinderen, je man of je vriend, je vriendin of je ouders om wie je je zorgen maakt en voor wie je dus wilt zorgen. Dat lijkt misschien in strijd met mijn opmerking zojuist dat liefde belangrijker dan (over)leven is. Dat is het niet.

Wanneer je liefhebt en dus graag zoveel mogelijk wilt bijdragen aan welzijn in de wereld, begin je maar beter zo nabij mogelijk, bij jezelf en bij degenen die je het vaakst ziet en voor wie je ook een verantwoordelijkheid draagt. Dáár is het waar je iets ten goede kunt betekenen, ook als je de gezondheid van je gezin maar gedeeltelijk in de hand hebt, door naar elkaar om te kijken, met elkaar te lachen (en soms te huilen, als je bijvoorbeeld de hemeltergende verhalen uit Italië hoort en niet alleen compassie voelt maar ook bang bent voor je eigen lot). Nee, misschien gaan ook wij het uiteindelijk niet redden en mogelijk ook verliezen we een geliefde aan dit virus. Maar we kunnen in elk geval tijdens de maanden van ‘huisarrest’ dichterbij elkaar komen dan we ooit kwamen, en spreken we vaker dan ooit over de telefoon met de leden van onze more extended family.

 

  1. Begin bij jezelf, maar eindig daar niet

Wat niet wil zeggen dat je al liefhebbend halt houdt bij de grenzen van je gezin en de rest van de wereld het zelf uitzoeken mag. Een van de mooiste begrippen die deze lelijke crisis ons heeft gebracht, moet wel de groepsimmuniteit zijn. Het fenomeen dat hoe meer sterke mensen Covid-19 oplopen en overleven, hoe meer zij met hun verworven weerstand het risico verkleinen dat onze zwakkere broeders en zusters door het virus besmet worden. Hadden de kracht van het collectief en de schoonheid van solidariteit ooit een betere illustratie, een die nauw verbonden is met leven en dood, en daadwerkelijke opoffering vraagt in plaats van een beroep te doen op duimpjes en hartjes via je social medium naar keuze?

We inviteren dus het virus om ons te infecteren, maar wel weer zo met mate dat onze gezondheidszorg niet wordt overvraagd. We kijken met afschuw naar degenen van ons die aan het hamsteren (en mogelijk straks aan het plunderen) slaan, ook als wij diegenen zelf zijn. We klappen voor de dokters, broeders en zusters, politiemannen en vuilnisvrouwen, en al die anderen die in tegenstelling tot de filosoof daden in plaats van woorden te bieden hebben. En we incasseren de financiële tegenvallers die ons ten deel vallen, niet omdat we voor onzekerheid gekozen hebben (zoals hier en daar een rare kwibus poneert) maar omdat de onzekerheid onvermijdelijk is en solidariteit en inventiviteit altijd mogelijk zijn. Ik weet niet of de meeste mensen deugen, ik weet wel dat we allemaal – ook als we eigenlijk deugnieten zijn – het goede kunnen doen.

 

  1. We Live on the Internet

We lived on farms. And then we lived in cities. And now we’re going to live on the Internet. Aldus medeoprichter van Facebook Sean Parker in The Social Network uit 2010. Tien jaar verder blijkt hoezeer deze – fictieve of feitelijk geuite – woorden werkelijkheid zijn geworden. Zeker wanneer het buitenleven in dorpen en steden een bedreiging is geworden omdat het tot besmetting leiden kan. En dus geef ik vanavond mijn eerste digitale college nadat ik het duizenden keren eerder ‘fysiek’ heb gedaan; krijgt mijn dochter haar opdrachten via een scherm in plaats van in de klas, met de andere kinderen om haar heen; en spreekt mijn vrouw haar cliënten telefonisch waar ze hen eerder de hand schudde. Leven op het internet is op dit moment even de enige manier om überhaupt te blijven leven en ook anderen te laten leven.

En nu de bijsluiter. Stephen Fry wees twee jaar geleden op de dubbelzinnige dynamiek van het internet. Enerzijds de enorme ontsluiting van informatie en de grenzeloze variëteit van interessante opinies, de mogelijkheid ook om te troosten of je te laten troosten door anderen die je nooit in levende lijve hebt ontmoet, de kans kortom om je te verbinden met mensen en ideeën overal ter wereld. Anderzijds: de minachting voor experts ‘met ook maar een mening’, de complottheorieën, de haat en de woede die stuk voor stuk rondzingen op (a)sociale media en die ons juist verdelen. Fry vergelijkt internet dan ook met de kruik van Pandora: de mythische bron van alle mogelijke kwalen terwijl er louter moois wordt verwacht. Maar ook, zou je nu weer kunnen vaststellen, de plek waar altijd dat ene artikel achterblijft dat we allemaal nodig hebben… de hoop.

 

  1. Verzoen jezelf met de/je natuur

De enige hoop echter die zijn naam waard is, vind je niet op het schermpje van je Iphone of MacBook. Die schuilt in de natuur. Als filosofen over ‘de natuur’ spreken, bouwen ze daarmee een bewuste ambivalentie in. ‘Natuur’ is de menselijke aard, wat mensen ten diepste zijn: het is onze natuur. ‘Natuur’ is ook wat juist níet menselijk wordt geacht: de dieren, de planten, de aarde. De klimaatcrisis herinnerde ons de voorbije jaren er al aan dat we een verstoorde relatie met (de rest van) de natuur hebben, en dat het hoog tijd wordt dat we die relatie herstellen of – misschien dat wel – eindelijk eens fatsoenlijk met de natuur leren omgaan. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat in onze menselijke natuur een paar wissels omzetten: van hebzucht, vraatzucht en antropocentrische arrogantie naar weten te delen, genoegen nemen met minder, en je plaats kennen op een aarde die zoveel ouder en grootser is dan het menselijke dier.

Nu is het de Coronacrisis die ons een lesje leert, wanneer wij tenminste bereid zijn te luisteren. Er zijn mensen die stellen dat het virus zijn kans kreeg mensen te infecteren omdat die mensen dieren (vleermuizen) aten, en dat niet in de meest hygiënische omstandigheden. Feit is dat onze wereldwijde consumptiemaatschappij – McWorld – het virus de ideale mogelijkheid verschafte zich verder te verspreiden, met dank aan massatoerisme en massavermaak, allebei vehikels van ‘intensieve menshouderij’. De schrijver Jonathan Safran Foer wijst in zijn Dieren Eten op de vlees- en visindustrie, die zodanig omgaat met dieren dat het wel tot epidemieën moet leiden, in eerste instantie onder de betrokken dieren, maar vervolgens vaak ook onder mensen. Voor mij is het de ultieme reminder dat we nooit helemaal veilig zullen zijn voor virussen, dat we dat ook nooit waren, maar dat we op zijn minst kunnen proberen ze niet zelf op te wekken. Misschien wordt het dus tijd om McWorld te vervangen door een keten van kleinschaliger samenlevingen, waarin de menselijke maat en het respect voor de aarde samengaan.

Tot zover de lessen die ik in de voorbije week van dit virus heb geleerd. Misschien herken je ze uit je eigen leven, misschien zijn ze nieuw voor je, mogelijk vind je ze nergens op slaan. Ook dat laatste is prima, dan scherpen ze wellicht je eigen (betere) ideeën. Hoe dan ook is het bijzonder dat dit virus – in China ontstaan – de twee karakters illustreert die samen het Chinese begrip ‘crisis’ vormen: chaos en kans. We zijn duidelijk niet immuun voor dit virus, en al helemaal niet voor de angsten die het losmaakt, daarin schuilt de chaos. Maar juist zijn aanwezigheid biedt ons de kans op een ander soort immuniteit: de weerstand tegen wat minder waardevol of zelfs waardeloos is, het vermogen om te geven en te delen, op internet maar vooral in het lijfelijke contact van mens tot mens. Voorlopig primair binnenshuis, en later – als we letterlijk en figuurlijk zijn ‘uitgeziekt’ – ook weer daarbuiten.

Photo by Jusdevoyage on Unsplash

Wie mij enigszins kent, zal het niet ontgaan zijn: ik werk aan een nieuw boek. Vraag: hoe kun je goed zijn, in deze wereld en deze tijd? Die vraag zal ik beantwoorden aan de hand van de zeven hoofdzonden: hoogmoed, hebzucht, wellust, afgunst, woede, vraatzucht en gemakzucht. Die zondes interesseren mij niet om schuld en schaamte aan te praten. Ik zie ze als verkeerde – want contraproductieve – manieren om te bereiken wat goed voor ons is. En ik vraag me dus af hoe je die behoefte op een positieve en productieve manier kan realiseren. Deze eerste nieuwe vlog gaat over de hoogmoed. De zonde die ooit begon met Adam en Eva, de slang en een verboden vrucht. Het fatale fruithapje, zogezegd. En komt hoogmoed inderdaad voor de val? Kijk nu kort, en lees het volgend jaar uitgebreid, als mijn boek verschijnt.

Je vraagt het je soms af, als je ziet hoe we deze planeet uitwonen, andere dierensoorten uitmoorden en – last but not least – ons eigen bestaan in gevaar brengen: is de mensheid suïcidaal? Geef me twee minuten om je te vertellen dat het niet zo hoeft te zijn.

Mijn nieuwste vlog. Over de zeven hoofzonden. En wat voor goeds we uit die minder fraaie kantjes van onszelf kunnen halen. Of hoe we het grotere kwaad in de wereld ermee tegemoet kunnen treden.

Bestaat er zoiets als een kunst van het veranderen? En wat kun je daarbij leren van bekende of minder bekende veranderingskunstenaars? In mijn reeks Changemakers behandel ik deze vragen, vanaf donderdag 28 maart. Met mooie levensverhalen, ideeën van klassieke en moderne filosofen, en heel veel ruimte voor de vragen en ervaringen van de cursisten zelf.

Waarom vermijden we het zo vaak om onszelf beter te leren kennen? Hoe kom je nader tot anderen door jezelf beter te snappen en hoe ga je jezelf beter begrijpen met dank aan anderen? En valt er nog wat te lachen, wanneer je in de spiegel kijkt? Dit zijn de vragen die ik op vrijdag 8 maart zal beantwoorden in de class ‘Ontwikkel je zelfkennis’. Tussen twee en half vijf bij The School of Life in Amsterdam.

De afgelopen week gebeurde er iets wat me niet vaak overkomt als ik het nieuws volg. Ik werd er vrolijk van. Goed-nieuwsbericht-nr. 1 was de demonstratie van 15.000 stakende scholieren die om fatsoenlijk en dus radicaal klimaatbeleid vragen. Het andere heuglijke nieuws kwam twee dagen eerder. Toen las ik in de NRC een interview met de voormalige PVV-parlementariër Joram van Klaveren, die zich tot de islam heeft bekeerd. Het bracht een brede glimlach op mijn gezicht. Ooit liet Van Klaveren stickers drukken met statements als: ‘de islam is een leugen’, ‘Mohammed is een boef’, en ‘de Koran is vergif’. Anno 2019 is de moslim-basher van weleer een toegewijd lid geworden van de Oemma. Van Saulus tot Paulus, maar dan bijna twee millennia later en een kraampje verder op de marktplaats der monotheïstische religies.

Nu vind ik het niet automatisch goed nieuws wanneer iemand zich tot de islam bekeert. Nogal wat wedergeboren moslims doen dat na een bestaan als (kruimel)crimineel vaak tot de jihadistische variant. Beroven ze eerst hun medemensen voor het geld, na hun bekering blazen ze andere moslims of kuffar op voor het goede doel. En dat alles onder het aanroepen van uitspraken die 1400 jaar geleden wellicht ergens op sloegen, maar die in hun huidige interpretatie vooral getuigen van weinig verbeelding en veel kwaadaardigheid.

Van Klaveren op zijn beurt heeft zich bekeerd tot de vrijzinnige en blijmoedige tak van de islam die gelukkig ook bestaat. En vertelt relaxed en relativerend over zijn bekering. Zo antwoordt hij op de vraag naar de toevallige wijze waarop hij bij een islamitische uitgever terecht kwam, of hij daar ‘de hand van God’ inziet: “Haha, nee hoor, eerder de hand van Google.” Over zijn verdere ontwikkeling als gelovige: “Ik heb een werkje gekocht, het heet ‘Ik leer de Koran’ en het is eigenlijk voor kinderen tot 10 jaar, een leuk roze boekje.” Dan serieuzer, over zijn minder vrijzinnige geloofsgenoten: “Het is belangrijk om duidelijk te maken dat extremisten dwalen. Steeds opnieuw. Dat is lastig. Mensen willen hapklare antwoorden. Of hebben hun oordeel al klaar.”

Wilders’ voormalige metgezel blijkt een intelligent mens te zijn, die met empathie de wereld bekijkt en ook niet te beroerd is om de hand in eigen boezem te steken. “Ik heb bijgedragen aan het in stand houden en voeden van een slecht beeld van de islam, maar je kunt je niet voorstellen hoe die vooroordelen doorwerken, tot je er zelf mee te maken krijgt.” Nu is het wel vaker makkelijk om met ‘de kennis van nu’ pas achteraf kritisch te zijn, zodat je als het ware twee keer ‘gelijk’ hebt. De eerste keer toen je dwaalde zonder te weten dat je dwaalde, en de tweede keer wanneer je dan kan aangeven dat je nu het wel begrepen hebt, zonder kritisch te zijn op je huidige inzichten en nieuwe omgeving. Van Klaveren toont zich verstandiger dan dat: “Als een aanslagpleger zichzelf moslim noemt en de legitimatie zoekt in de islam, dan kún je niet zeggen dat het er niets mee te maken heeft.”

En toen moest ik ineens denken aan een ander bekeringsverhaal, dat ik niet lang geleden las. Het was een omgekeerde bekering- weg van de islam – maar er is een interessante en belangrijke overeenkomst met Van Klaverens coming out. Jason Walters was samen met zijn broer Jermaine in 2004 een van de leden van het Hofstadnetwerk dat toen werd opgerold. Hun doel: aanslagen plegen in Nederland, net nadat Theo van Gogh door hun medestrijder Mohammed Bouyeri was vermoord. Toen Walters op de Terroristen Afdeling (TA) in Vught terechtkwam, had hij alle tijd om te lezen. Hij begon met islamitische literatuur die zijn fundamentalisme alleen maar versterkte. Maar toen hij ook niet-islamitische natuur- en geesteswetenschappen ging bestuderen, trad de twijfel in. Het was Plato’s Staat die hem definitief van zijn geloof deed vallen. “Ik heb het boek wel zeven of acht keer gelezen. Het bevrijdde mij van de angst zelf na te denken. Ik ontdekte de filosofie. Dat was liefde op het eerste gezicht.” Waar Van Klaveren de rijkdom van de islam ontdekte terwijl hij eigenlijk moslimbronnen aan het bestuderen was om een anti-islamboek te schrijven, kon Walters de islam loslaten toen hij voorbij de moslimliteratuur andere werken ging bestuderen. Beiden stelden ze zich niet alleen open voor bronnen die ze daarvóór hadden genegeerd, maar toonden ze ook de moed om van hun eerder zo gekoesterde inzichten af te stappen.

Inmiddels is Jason Walters op vrije voeten en expert in zowel radicalisering als de-radicalisering, de ultieme ervaringsdeskundige zogezegd. Dat is niet louter goed nieuws, het betekent ook dat hij constant over zijn schouder moet kijken en altijd met één oog open slaapt. Niemand wordt immers meer gehaat dan de voormalige gelovige die zijn gemeenschap verlaten heeft. Hij wordt nu AIVD-agent genoemd, en islamofoob, een stigma dat ook Van Klaveren lang droeg. Het is de ultieme ironie dat beiden zich nu bevinden in het kruisvuur van moslim- en anti-moslimextremisten: de moslim-basher die de islam omhelsde, en de jihadist die de islam vaarwelzei. Welkom in het redelijke midden, waar het hoofd koel is en het hart warm, zou ik zeggen…